Verder met je werk na agressie en bedreiging

Huub Buijssen, klinisch psycholoog NIP

SPH’ers lopen beroepshalve een verhoogd risico geconfronteerd te worden met een traumatische gebeurtenis, een gebeurtenis die zo’n diepe indruk maakt dat zij de psyche kan verwonden. De helft van de medewerkers in de geestelijke gezondheidszorg krijgt jaarlijks bijvoorbeeld te maken met fysiek geweld, een mogelijke oorzaak voor een psychotrauma. Huub Buijssen stelt in dit artikel de volgende vragen centraal: wat is een psychotrauma, wat ervaart de betrokkene, wat is een post- traumatische stressstoornis, hoe kun je een psychotrauma verwerken, hoe kun je een getraumatiseerde collega helpen en wat kan een instelling doen voor getraumatiseerde medewerkers?

Een SPH’er werkzaam in een psychogeriatrisch verpleeghuis: ‘Dagelijks heb ik te maken met lichte vormen van agressie. We accepteren het: het hoort erbij. Op een dag haalt een bewoner die nooit eerder agressief is geweest, onverwacht zo hard naar me uit dat ik op de EHBO terecht kom waar een aantal hechtingen aangebracht moeten worden. Ik werk de dagen erna gewoon door. Een week na het voorval krijg ik nachtmerries. Het duurt vaak heel lang voordat ik mezelf weer in de hand heb.’

Een SPH’er werkzaam in een instelling voor verstandelijk gehandicapten: ‘Ik loop naar de eetkamer. “Kijk uit, een bord”, begroet mijn collega mij. Ik schrik van de angst in haar stem en blijf staan. Ik kijk recht in de woedende ogen van Peter. Scheldend houdt hij het bord omhoog. Even later suist het in mijn richting. Ik duik weg. Het bord knalt tegen de muur. Peter pakt een mes. In gedachten zie ik het dwars door me heen gaan. Ik vlucht de badkamer in.’

Een SPH’er werkzaam in de verslavingszorg brengt een huisbezoek aan een cliënt van haar. Als ze binnenkomt, merkt ze dat de cliënt onder de coke zit. Als ze na drie kwartier weg wil gaan, haalt hij uit een laatje een pistool tevoorschijn. Hij richt het op haar en zegt: ‘Jij wou weg hè, maar je gaat helemaal niet weg. Je drinkt gewoon een kopje koffie met me. En als je dat niet doet, schiet ik je voor je kop.’

Een groot scala aan ervaringen kan een psychotrauma bij SPH’ers in de werkpraktijk veroorzaken: een mislukte reanimatie, suïcide van een patiënt, (mogelijke) besmetting met hiv- of hepatitis-b-virus, een fatale fout, ongewenste intimiteiten, een conflictueus of gecompliceerd stervensproces en agressie. Het laatste is de hoofdoorzaak van psychotrauma’s. Zo toont een recent onderzoek aan dat de helft van de medewerkers in de geestelijke gezondheidszorg het afgelopen jaar te maken heeft gehad met fysiek geweld of serieuze bedreiging (Psy, 2003). De uitkomsten van deze en soortgelijke studies hebben ervoor gezorgd dat in ons land toenemende aandacht is voor het thema agressie tegen medewerkers. Sinds ongeveer tien jaar laten instellingen hun medewerkers trainingen volgen in het tijdig leren signaleren van agressie, in deëscalatietechnieken en in fysieke weerbaarheid. Omdat men ervan uitgaat dat zelfs de best getrainde medewerker met geweld te maken kan krijgen en dit geweld in bepaalde gevallen traumatische kan zijn, zijn Nederlandse gezondheidsinstellingen sinds 2000 verplicht om traumaopvang voor hun personeel te regelen.

Wat is een psychotrauma?
Een traumatische gebeurtenis leidt in de meeste gevallen tot een psychotrauma, een psychische verwonding (‘trauma’ komt uit het Grieks en betekent oorspronkelijk ‘wond’). Drie groepen symptomen zijn kenmerkend voor een psychotrauma:

Veelvuldige herbeleving: de gebeurtenis of bepaalde fragmenten ervan spelen zich keer op keer voor het geestesoog van de betrokkene af. Vermijdingsreacties: de betrokkene doet veel moeite om situaties of prikkels die met de gebeurtenis te maken hebben of eraan doen denken, te ontlopen. Verhoogde waakzaamheid en prikkelbaarheid: het lichaam en de geest van de betrokkene verkeren na de gebeurtenis in een verhoogde staat van paraatheid.
Elk van deze drie hoofdkenmerken van het psychotrauma kan zich op diverse wijzen manifesteren. Herbelevingsreacties uiten zich in veel gevallen via steeds terugkerende herinneringen. Telkens dringen zich de beelden van het incident aan je op. Je ertegen verzetten helpt niet. In veel gevallen gaan de herinneringen vergezeld van akelige gevoelens: angst, verdriet, machteloosheid, agressie, schuld. De beelden zorgen er in combinatie met gevoelens voor dat je de traumatische gebeurtenis herbeleeft en als reëel ervaart. Het incident kan ook ‘s nachts herbeleefd worden, in de slaap. Je hebt vreselijke nachtmerries en wordt bezweet en uitgeput wakker.

Het tweede hoofdkenmerk van het psychotrauma is vermijding. Je betrapt je er geregeld op dat je moeite doet niet aan het incident te denken. Je wilt er niet over praten en probeert situaties of activiteiten te ontlopen die aan het incident doen denken. De beelden en herinneringen doen zoveel pijn dat je je bijzonder inspant om er niet mee geconfronteerd te hoeven worden. Om deze reden meld je je mogelijk zelfs ziek. Het is ook mogelijk dat je, om je geest te verdoven, veel gaat roken of drinken of dat je je op bezigheden en hobby’s stort.

Het derde kenmerk van psychotrauma is verhoogde prikkelbaarheid. Ook dit kenmerk kan zich verschillend uiten. Je verkeert continu in een verhoogde staat van waakzaamheid. Je lichten staan nooit op groen, maar altijd op oranje. Er hoeft maar weinig te gebeuren of de kleur verandert in rood. Van een gebeurtenis die vroeger nauwelijks impact hadden, kun je nu hevig schrikken. Je bent een angsthaas geworden. Je gerichtheid op vreselijke gebeurtenissen vereist zoveel aandacht dat je je maar moeilijk kunt richten op de gewone, normale bezigheden. Je bent gauw afgeleid en maakt veel sneller fouten dan voorheen. De verhoogde prikkelbaarheid uit zich ook in je humeur. Bij een kleinigheidje kun je al uit je slof schieten.

Als je een psychotrauma oploopt, zul je meestal niet alle hiervoor genoemde symptomen hebben. Er bestaan grote verschillen tussen getraumatiseerde personen. Bij de één staan vermijding (bijvoorbeeld door veel te drinken), apathie en vervreemding op de voorgrond, de ander reageert vooral met agressie en buitensporige schrikachtigheid. Het sleutelwoord om bij jezelf of anderen een psychotrauma te herkennen, is het woordje ‘anders’. Je bent niet meer de oude. In de rimpelloze vijver van de eigen psyche is een steen geworpen die het totale wateroppervlak in beroering brengt.

Hoe lang iemand last heeft van een psychotrauma, verschilt per persoon. Iedereen heeft zijn eigen verwerkingstempo. Hoe groot de verschillen kunnen zijn, blijkt uit een onderzoek onder negentig Schotse ambulancemedewerkers die het voorbije half jaar een bijzonder ingrijpende incident hadden meegemaakt (Alexander & Klein 2001). Gevraagd naar de duur van de drie typische hoofdkenmerken van het psychotrauma gaven zeven aan er slechts enkele uren last van te hebben gehad. Tien kampten er één dag mee, 31 een paar dagen, veertien ongeveer een week, één circa een maand, twee ongeveer een paar maanden en vijf hadden nog langer last. Grote verschillen dus. Belangrijk is dat een psychotrauma een normale reactie is. Jij bent dan niet psychisch ziek of ‘gek’, de gebeurtenis die je meemaakte, was abnormaal. Vandaar dat je zo heftig reageerde.

De meeste hulpverleners die een traumatische gebeurtenis meemaken en zo een psychotrauma oplopen, slagen er zoals gezegd in om na enkele dagen of weken de draad van het leven weer op te pakken. De eerste dagen of weken slapen ze nog slecht, denken ze veel aan het voorval, zijn ze angstig en paniekerig en twijfelen ze aan zichzelf en hun toekomst, maar geleidelijk aan wordt dit alles minder. Ze voelen zich weer de oude worden.

Ongeveer een op de acht lukt het niet om de traumatische gebeurtenis achter zich te laten en hun bestaan er niet meer door te laten regeren. Ze hebben er na één maand – sommigen deskundigen houden een termijn aan van drie maanden – nog (bijna) even veel last van of mogelijk zelfs nóg meer dan vlak na de gebeurtenis. In het proces van verwerking is geen vooruitgang geboekt. Er is dan sprake van een posttraumatische stressstoornis (PTSS). De normale reactie op de traumatische gebeurtenis duurt hier te lang. Behalve een PTSS kan men na een traumatische gebeurtenis ook een andere psychiatrische stoornis ontwikkelen, zoals een depressie, een verslaving, een fobie, enzovoort. Ook combinaties van psychiatrische beelden, bijvoorbeeld een PTSS en een depressie, komen vaak voor. Om van een PTSS of een andere psychiatrische aandoening te herstellen, is professionele hulp nodig van een deskundige, een psycholoog of psychiater die in deze thematiek gespecialiseerd is.

Hoe verwerk je een psychotrauma?
Voor het verwerken van een traumatische gebeurtenis is het nodig dat je er veel mee bezig bent. Hierdoor verliest wat je hebt meegemaakt zijn alarmerende karakter. Wat ongewoon was, wordt op den duur – hoe vreemd dat aanvankelijk ook mag lijken – steeds gewoner. Het slijt. Maar dat niet alleen. Het krijgt ook een plekje in je bestaan. Sommigen slagen er zelfs in om hetgeen hen is overkomen zin en betekenis te geven. Ze worden er letterlijk wijzer van of komen er sterker uit te voorschijn.

Verwerking gaat altijd gepaard met het stellen van vragen. Wat is er gebeurd? Waarom is het gebeurd? Waarom is het mij overkomen? Waarom heeft niemand geholpen? Hoe zal het zijn als het me nog een keer overkomt? Zou ik dat aankunnen? Deze vragen blijven je maar achtervolgen. Hoe graag je ze wellicht zou willen ontwijken, op dergelijke vragen moet je voor jezelf een enigszins bevredigend antwoord vinden. Zolang dat niet gebeurt, heb je geen rust. Voor velen is praten de ideale manier om met deze vragen bezig te zijn. Sommigen schrijven het gebeurde liever van zich af. Anderen zijn met de gebeurtenis bezig via schilderen, tekenen of musiceren. Iedereen heeft zo zijn eigen verwerkingsstijl.

Niemand houdt het vol om steeds met een traumatische gebeurtenis bezig te zijn. Vergelijk het met het revalideren van een lichamelijke blessure, bijvoorbeeld van een meniscusoperatie. Voor een spoedig herstel is het wisselen van beweging (inspanning) en rust cruciaal. Welnu, wat geldt voor het herstellen van een lichamelijke wond, geldt ook voor een geestelijke wond. Om niet geestelijk uitgeput te raken en zo het risico te lopen psychisch verder af te glijden, moeten we na elke confrontatie de deur van de herbeleving op slot gooien. Zo krijgen we de gelegenheid de psychische accu op te laden en ons gereed te maken voor de volgende confrontatie. Vermijding is dus net zo essentieel voor verwerking als herbeleving. Bij een psychotrauma komt het erop aan de goede mix te vinden van er wel en er niet mee bezig zijn. Hoe je dat eerste doet, is boven al gezegd. Er niet mee bezig zijn kan op veel manieren: sporten, wandelen, fietsen, tuinieren, een spelletje doen, winkelen, klusjes in en om huis doen, muziek luisteren, enzovoort. Ook hier geldt dat iedereen zijn favoriete manier(en) heeft om zijn geest te verzetten.

Hulp aan een getraumatiseerde collega
Op grond van het voorgaande is duidelijk hoe je het beste iemand kunt helpen die een psychotrauma heeft opgelopen. Namelijk door er voor de ander te zijn, te luisteren als iemand wil praten, zelf weinig te zeggen en weinig te vragen. Een belangrijke vraag die je altijd wel moet stellen is: ‘Kan ik iets voor je doen?’ Met vragen naar gevoelens dien je zeker de eerste dagen heel voorzichtig te zijn. Vraag alleen naar gevoelens als de ander er zelf over begint. Bedenk dat in het begin gevoelens nog zó heftig en pijnlijk kunnen zijn dat het averechts kan werken als je hier diep op ingaat. Pas later, na enkele dagen, kun je voorzichtig gaan vragen naar gevoelens. Een belangrijk principe bij hulpverlening na een psychotrauma is dat men het tempo altijd dient aan te passen aan dat van de ander. Je mag nooit sneller gaan of willen dan de ander aankan. Het juiste tempo aanhouden is het moeilijkste onderdeel van de opvang. Vraag daarom niet door naar gevoelens als je twijfelt of als je merkt dat de ander dit niet aankan, bijvoorbeeld als hij afweert of te emotioneel wordt. Fouten die je bij opvang dient te vermijden zijn:

Bagatelliseren van het gebeurde: ‘Er gebeuren hier nog wel eens ergere dingen.’ Iemand veroordelen: ‘Had je niet beter…’ Het gesprek naar jezelf toetrekken: ‘Ik heb zelf ook ooit iets meegemaakt…’ Tegen de ander zeggen dat hij nog geluk heeft gehad, bijvoorbeeld als iemand ‘slechts’ is bedreigd of er zonder kleerscheuren vanaf is gekomen. Zeggen dat het bij het vak hoort of – erger nog – zeggen: ‘Als je daar niet tegen kunt, ben je niet geschikt voor het vak.’ Aansporen het er verder maar niet over te hebben: ‘Het is nu eenmaal gebeurd. Gedane zaken nemen geen keer.’ Een veel voorkomend misverstand is de gedachte dat het na een paar dagen wel weer over moet zijn. Men vraagt er dan niet meer naar. Als de getraumatiseerde collega deze subtiele signalen van zijn omgeving echter opvangt en er niet meer over durft te beginnen, bestaat het risico dat hij alsnog in een isolement raakt. Kortom, als je weet dat iemand iets traumatisch heeft meegemaakt, doe je er goed aan er op een later tijdstip nog eens op terug te komen. ‘Een paar weken geleden had je zo’n nare ervaring, hoe is het nu met je?’ Of: ‘Ben je er nog veel mee bezig?’ Ga er niet te gemakkelijk van uit dat in dergelijke situaties het initiatief bij het slachtoffer dient te liggen. Een psychotrauma roept namelijk altijd gevoelens van schuld en schaamte op. Deze vormen een barrière om er zelf over te beginnen. Bovendien wil niemand graag als zielig of als lastpost overkomen. Juist hulpverleners hebben er moeite mee om voor zichzelf aandacht te vragen: het is tegen hun aard.

Wat kan de instelling doen?
Een medewerker die tijdens zijn werk met zodanige agressie wordt geconfronteerd dat hij er een psychotrauma door oploopt, rekent niet alleen op steun van collega’s, maar ook op die van de organisatie. Zonder dat hij dit hardop uitspreekt, redeneert hij immers als volgt: ‘Doordat ik me voor mijn organisatie heb ingezet, heb ik het nu vreselijk moeilijk; nu verwacht ik dat de organisatie zich voor mij inzet.’ Voor de medewerker is de organisatie eerst en vooral de eigen leidinggevende. Deze moet betrokkenheid en belangstelling tonen. Als de medewerker merkt dat zijn instelling hem steunt, zal hij dit erg waarderen. Ervaart hij echter geen steun, dan zal hij dit de organisatie erg kwalijk nemen. Voor hem kan dit zelfs een reden zijn om elders emplooi te gaan zoeken.

De leidinggevende moet belangstelling tonen en de medewerker ook zoveel mogelijk praktisch steunen (bijvoorbeeld door sancties te treffen tegen de agressieve patiënt of de medewerker z’n bril te vergoeden als deze bij het incident stuk raakte). Hij is echter vaak niet de meest aangewezen persoon om opvanggesprekken te voeren. Hij heeft immers een twee petten op: opvang vandaag laat zich moeilijk rijmen met beoordeling morgen.

In Nederland hebben de meeste gezondheidsinstellingen er daarom voor gekozen om opvang te laten uitvoeren door een lid van een hiervoor in het leven geroepen bedrijfsopvangteam, dit wil zeggen een kleine groep van eigen medewerkers – veelal uitvoerenden – die een korte (spoed)cursus heeft gevolg in collegiale traumaopvang. Doelbewust heeft men ervoor gekozen om de nazorg niet in handen te leggen van professionals die gespecialiseerd zijn in hulpverlening bij psychiatrische aandoeningen of psychische klachten (psychologen, psychiaters, maatschappelijk werkenden). Deze keuze heeft men niet alleen gemaakt omdat een psychotrauma een normale reactie is op een abnormale (extreme) gebeurtenis en daarom niet gemedicaliseerd moet worden, maar ook omdat deze hulp laagdrempeliger is. En last but not least ook omdat volgens onderzoek opvang door gelijken effectiever is dan die van professionele hulpverleners (Gersons & Carlier, 1998).

Behalve het oprichten van een opvangteam is het in Nederland gebruikelijk dat medewerkers een brochure krijgen waarin essentiële informatie staat over zelfhulp en collegiale hulp na een traumatische gebeurtenis. Ook valt erin te lezen dat extreme psychische reacties na een traumatische ervaring normaal zijn en niet verontrustend.

Lichte en matig ernstige incidenten
Extreem hevige agressie-incidenten die leiden tot een psychotrauma, zijn gelukkig vrij zeldzaam. SPH’ers hebben veel vaker te maken met lichte tot matig ernstige incidenten. Deze zijn niet zo onschuldig als ze lijken, want wanneer aan deze incidenten geen aandacht wordt besteed, bestaat het gevaar dat medewerkers emotioneel vollopen en ze een burn-out ontwikkelen. Een snel aan populariteit winnende methode is speciaal ontworpen voor het bespreken van lichte en matige incidenten: de Intervisie Methode Incidenten oftewel IMI (niet te verwarren met de incidentmethode). Het doel van de IMI is drieledig: structureel aandacht schenken aan lichte en matige incidenten op het werk (erkenning en herkenning), het voorkomen van opeenstapeling van incidenten (psychohygiëne), en het formuleren van beleid en het nemen van praktische maatregelen om incidenten in de toekomst te voorkomen (preventie).

De kracht van de door schrijver dezes ontwikkelde IMI is dat deze degene die het incident inbrengt, zelf een oplossing laat bedenken om herhaling te voorkomen. Deze intervisiemethode draagt daarom bij tot empowerment. Een ander sterk punt van de IMI is dat deze behalve als opvanginstrument ook gebruikt kan worden voor het gezamenlijk bespreken van andere problemen in de zorg, bijvoorbeeld voor het bespreken van moeilijkheden in de omgang met een bepaalde patiënt of bewoner. Ook als niemand van het team in de voorbije periode een incident heeft meegemaakt, kan de intervisie doorgaan doordat dan een cliënt of patiëntsituatie ingebracht kan worden. De IMI wordt dan ook aanbevolen door de Sectorfondsen Zorg en Welzijn.

Huub Buijssen, klinisch psycholoog NIP, is directeur van Buijssen Training en Educatie, gespecialiseerd in traumaopvang in de zorg en in de IMI. Zie https://www.traumaopvang.com/

——————————————————————————–

Literatuur
Buijssen, Huub,
Traumatische ervaringen van verpleegkundigen. Als je beroep een nachtmerrie wordt., Elsevier, Maarssen, 2003
Buijssen, Huub,
Aangeslagen: Indringende ervaringsverhalen van maatschappelijk werkenden., Elsevier, Maarssen, 1999
Gersons, B.P. & I.V.E. Carlier, ‘Debriefing: interventies na acute traumatisering.’ In: B.P. Gersons en I.V.E. Carlier (red.), Behandelingsstrategieën bij posttraumatische stressstoornissen. Cure & Care, Zeist, 1998.
Psy, Minder plezier in het werk door agressie. Psy, nr 8, 2003, p.9.

Leerling steekt docent met schroevendraaier

Wanneer ik me uitkleed zie ik tot mijn verbijstering dat ik steekwonden heb in mijn buik. Ik ben gestoken, maar heb er helemaal geen erg in gehad! Eén van de getuigen heeft een schroevendraaier gezien, daar moet het mee gebeurd zijn. Dit is een passage uit het verhaal van Ger Huisman, schoolleider op een vmbo-school. Op een dag heeft één van de docenten moeite om de orde te handhaven en roept Huisman’s hulp in. Hij praat met de gangmaker, Cemal, en vraagt ‘Wil je van school?’ Cemal vertrekt woedend. Later op de gang loopt Huisman hem weer tegen het lijf. Cemal valt hem aan en slaat hem met een kaakslag buiten westen. Op de eerste hulp komt Huisman erachter dat hij met een schroevendraaier is gestoken. Cemal wordt geschorst en gearresteerd op verdenking van poging tot moord. Huisman meldt zich twee weken ziek. Vanuit verschillende hoeken wordt hem steun en begeleiding aangeboden. Later blijkt dat Cemal een hersenbeschadiging heeft. Hij interpreteerde de vraag ‘Wil je van school?’ als ‘Je moet van school’. Huisman kijkt terug op het incident met de woorden: Ik zou het jammer vinden als mensen denken dat het geweld op scholen alleen maar toeneemt. Cemal had een hersenbeschadiging waardoor hij door het lint ging. Dat was een uitzonderlijke situatie. Dat besef helpt mij om mijn omgeving met vertrouwen tegemoet te treden.

Schelden
Dit is één van de zes ervaringen die beschreven staan in het boek Lesje geleerd? Een onderzoek uit 1999 op zestig Amsterdamse scholen liet zien dat eenderde van de leerlingen en een vijfde van de leerkrachten de afgelopen twaalf maanden slachtoffer was geworden van slaan, schoppen, afpersing, seksuele misdragingen, diefstal, mishandeling of bedreiging met een wapen. Een landelijk onderzoek uit 2001 (van de KPC-Groep) liet zien dat de helft van alle docenten wel eens was geconfronteerd met een vorm van agressie, voornamelijk op praktijkscholen, het leerwegondersteunend onderwijs en in het vmbo. Van de docenten gaf 1,5% aan in het afgelopen jaar geslagen of geschopt te zijn door een leerling of een ouder, 11% was fysiek bedreigd en 39% was uitgescholden. Buijssen: ‘Die 1,5 procent doet vermoeden dat we ons niet zo druk moeten maken. Maar dat is wel 1,5 procent ieder jaar! Bovendien moet je er ook nog de 0,3 % bijtellen dat iemand door een ouder van een leerling wordt geschopt of geslagen. Als iemand dus dertig jaar in het onderwijs werkt … reken maar uit. Wat belangrijker is, is dat zo’n incident heel veel invloed heeft, op het slachtoffer, maar ook op alle collega’s omdat die dan beseffen dat het hen ook kan overkomen. Bovendien moet de invloed van schelden en dreigen ook niet onderschat worden.

Schaamte en schuld
Buijssen hield zich voorheen bezig met agressie tegen politie, brandweer en verpleegkundigen en stortte zich nu op het onderwijs. ‘Het grote verschil tussen deze beroepsgroepen is dat mensen bij politie of brandweer vaak opereren in teams, terwijl leraren veel meer solisten zijn. Bij politie en brandweer houdt men elkaar goed in de gaten, bij onderwijs is dat minder het geval. Leraren vinden het ook moeilijk om aan te kaarten dat ze agressief benaderd zijn. Ze moeten toch hun leerlingen aankunnen en de orde handhaven?! Ook al heeft de leraar totaal geen schuld, toch denkt hij: “Ik had het kunnen voorkomen”.’ En soms is dat ook terecht, stelt Buijssen, zonder nu zelf een beschuldigend vingertje te willen uitsteken. ‘Het merendeel van de leerlingen heeft baat bij het overlegmodel. Wij Nederlanders houden niet zo van dat dwingende, dat strenge. Maar er zijn leerlingen die dat interpreteren als zwakheid. Marokkaanse jongeren bijvoorbeeld zien hun vader als de baas in huis, de politie als de baas op straat en de docent als de baas in de klas. Als een leerkracht meer voor overleggen en onderhandelen kiest, dan heeft hij in de ogen van de Marokkaanse leerling geen gezag. Een docent op een zwarte school moet eigenlijk een andere aanpak kiezen dan op een witte school. Situationeel lesgeven dus. Maar daarmee zit de leerkracht, vooral op de cultureel diverse school, in een moeilijk pakket, want dan kunnen snel scheve ogen ontstaan: “Hij wordt altijd met fluwelen handschoentjes benaderd en ik word heel streng aangepakt!”‘

Detectiepoortjes
Scholen zijn volgens de wet verplicht om te werken aan veilig schoolbeleid. In 1995 startte de overheid de campagne De Veilige School. Bij een evaluatie in 2000 bleek dat het onderwerp veiligheid wel op de agenda van de meeste scholen stond, maar dat er sinds 1993 geen afname van geweldsincidenten was. Bovendien bleken vooral schoolleiders zich om het onderwerp te bekommeren en werden leerkrachten en leerlingen er nauwelijks bij betrokken. Buijssen: ‘Leraren en leerlingen moeten samen gedrags- en klassenregels opstellen. Zo moet een school heel duidelijk vooraf aan leerlingen en ouders laten weten dat bij agressie onverbiddelijk schorsing volgt. Mensen hebben voor hun gevoel van veiligheid nodig dat ze weten wat wel en wat niet getolereerd wordt. Directies moeten ook beseffen dat er op elke school, zoals in elk gezin, wel eens een uitslaand brandje is.’ Het plaatsen van detectiepoortjes en het fouilleren van leerlingen is een laatste middel, vindt Buijssen. ‘In ziekenhuizen, bibliotheken, winkels en discotheken staan ook detectiepoortjes en hangen ook camera’s. Maar op scholen vindt men dat raar, want van die onschuldige leerlingen verwacht je dat toch niet! Op scholen waar leerlingen met messen rondlopen en waar al eerder incidenten zijn geweest, zou ik zeker naar dit laatste middel grijpen.’
En als er dan toch iets gebeurt op een school, wordt het slachtoffer gelukkig meestal goed opgevangen door directie en collega’s, weet Buijssen, die gespecialiseerd is in de nazorg bij agressie. ‘Echter juist degenen die veel moeite hebben met de verwerking, zo’n 1 op de 8, klaagt over gebrek aan steun. Meestal is er wel aandacht gedurende de eerste dagen, maar na een week praat niemand er meer over. Dat is voor hen erg pijnlijk. Het is goed dan nog eens te informeren hoe het ermee gaat. In alle gevallen geldt: slachtoffers willen erkend worden als slachtoffer, niet alleen door de collega’s, maar vooral door de schoolleiding. Die moet persoonlijke aandacht aan de leerkracht besteden, maatregelen nemen om te voorkomen dat het weer gebeurt en het slachtoffer goed informeren over deze stappen. Verder kan de school één of twee docenten scholen in het opvangen van dergelijke slachtoffers. Want we weten dat gelijken elkaar het beste steunen.’
Ciska de Graaff*

Lesje geleerd? Indringende ervaringsverhalen van leraren. Gids nazorg agressie-incidenten. Huub Buijssen, Mathilde Bos. Elsevier bedrijfsinformatie bv, ‘s-Gravenhage. ISBN 90 5749 963 0, € 25,-, bestellen klantenservice@ebi.nl of te koop in boekhandel.

Prettiger leren op een veiliger school

Agressie in het onderwijs leidt zelden tot structurele aanpak
Een slechte sfeer op school kan leiden tot agressie, ook tegen leraren. Twee manieren om met geweld op school om te gaan: een doordacht plan dat jaren kost of een keihard lik-op-stukbeleid.

Door Menno Pols

Kinderen pesten elkaar op school of vechten een robbertje tegen elkaar. Dat gebeurt al tientallen jaren. Ook leraren moeten het soms ontgelden. Minder vaak, maar wanneer dat gebeurt trekt het meer de aandacht en zijn de gevolgen vaak groter. Het Instituut voor Toegepaste Sociale Wetenschappen (ITS), onderdeel van de Katholieke Universiteit Nijmegen, hield onlangs een onderzoek onder 430 leraren en schoolleiders, verdeeld over alle vormen van onderwijs, va n basisschool tot universiteit. Een kleine 10 procent van hen was het afgelopen jaar door leerlingen gepest. Zeven procent van de docenten was bedreigd met fysiek geweld en 3 procent met de dood. Eveneens ruim 3 procent was door een leerling geslagen of getrapt of zag eigendommen door leerlingen vernield. Zwaar geweld tegen leraren is zeldzaam: een half procent werd in elkaar geslagen of bedreigd met een slag- of steekwapen. Huub Buijssen, psycholoog en gespecialiseerd in traumaopvang, schreef samen met Mathilde Bos het boekje ‘Lesje geleerd?’ over leraren die te maken hebben gehad met ernstige vormen van geweld door leerlingen. ,,Leraren die dit is overkomen zoeken de schuld vaak bij zichzelf. Dat is een manier om controle te houden: als ik nu maar goed oplet, gebeurt het met niet nog een keer. Ook stoppen ze het vaak weg, omdat ze zich schamen en omdat het te pijnlijk is om aan terug te denken.” Volgens Buijssen zijn het niet alleen mishandelingen die het bestaan van een leraar ernstig kunnen ontwrichten. ,,Een flinke scheldpartij of een bedreiging kan ook een grote impact hebben. Zeker wanneer de leraar inschat dat de leerling in kwestie zijn bedreiging ook nog wel eens kan waarmaken.” Geweld tegen leraren komt in de steden vaker voor dan op het platteland, en wordt door allochtone jongeren (met name Marokkanen en Turken) vaker gepleegd dan door Nederlandse leerlingen. ,,In bijvoorbeeld de Marokkaanse cultuur zijn de gezagsverhoudingen duidelijk en is er weinig ruimte voor overleg. In de Nederlandse cultuur wordt juist veel overlegd, ook met kinderen. Een Marokkaanse leerling ziet dat eerder als een vorm van zwakte en gaat de grens opzoeken.”

Revolutionair
Ton Mooij verbaast zich niet over de cijfers uit het onderzoek. Mooij werkt ook bij het ITS, was niet bij bovenstaande publicatie betrokken, maar doet al een kwart eeuw onderzoek naar manieren om scholen veiliger te maken. ,,Dit soort cijfers komt elke vijf jaar naar buiten en meestal verschillen ze niet veel. Waar het om gaat is dat er geen structurele aanpak is van geweld op scholen.” De Nijmeegse onderzoeker ontwikkelde een revolutionaire visie op onderwijs. Daarin worden de kinderen qua leerprestaties aangesproken op hun individuele mogelijkheden en leren ze daarnaast te functioneren in een groep, met de daarbij behorende omgangsvormen. ,,Als je een groep op haar gemiddelde aanspreekt, vallen de leerlingen aan de onder- en bovenkant buiten de boot. De leerlingen die onderaan bungelen kunnen niet meekomen en de hoogbegaafde leerlingen worden niet voldoende gestimuleerd en gaan zich vervelen. Beide groepen lopen het risico ongewenst sociaal gedrag te gaan vertonen.” In de visie van Ton Mooij worden kinderen die de school binnenkomen, gescreend. ,,Er wordt gekeken waar ze staan, qua kennisniveau, maar ook op het gebied van motoriek en sociale en emotionele ontwikkeling. Vervolgens maak je voor ieder kind een ontwikkelingsplan, waarin de leerdoelen staan. Je controleert regelmatig of die doelen gehaald worden.” In het model van Mooij leren de kinderen zowel individueel als in kleine groepjes en klassikaal. ,,Op verschillende plekken in de school worden verschillende vakken aangeboden. Er is een hoek voor techniek, een aardrijkskundeklas en een rekenhoek. Daar zijn leerlingen van verschillende leeftijden bezig. Ze kunnen elkaar dus helpen. De leerling bepaalt zelf waar hij die dag naartoe gaat. Dan is hij sowieso veel gemotiveerder bezig, want hij heeft zelf voor dat vak gekozen.”

Computer
Wie echter denkt dat de school van Ton Mooij geheel vrijblijvend is, heeft het mis. Via de computer en speciaal ontwikkelde software wordt bijgehouden in welk tempo een leerling aan een bepaald vak werkt. ,,Wanneer een kind te weinig aandacht besteedt aan rekenen, geeft de computer een seintje en zal de docent met zo’n leerling gaan praten.” Ook op het gebied van onderling gedrag kan de methode van Mooij een doorbraak betekenen. ,,De leraar spreekt met de leerlingen af welk gedrag wenselijk is, welk gedrag niet, en wat er moet gebeuren als de leerlingen of de leraar zich daar niet aan houden. Zo maak je de leerlingen medeverantwoordelijk voor de sfeer op school. Dat werkt heel goed, ze gaan elkaar corrigeren.” Omdat kinderen bij Mooij leren dat ze anders mogen zijn, neemt het pesten af. Want het zijn vaak de buitenbeentjes die gepest worden. ,,Ook het gebruik van verbaal en fysiek geweld tegen leraren wordt minder. Leerlingen die telkens onvoldoendes halen, raken gefrustreerd en willen hun leraar terugpakken. In mijn methode worden de leerlingen op hun eigen niveau aangesproken en gemotiveerd om op dat niveau prestaties te leveren. Daardoor zullen ze zich gewaardeerd voelen om wie ze zijn en valt in ieder geval die reden weg om hun leraar terug te pakken.” Met de methode wordt al sinds 1981 op scholen geëxperimenteerd. In de tweede helft van de jaren negentig werd in een wetenschappelijk onderzoek vastgesteld dat zij werkt. Ondanks het bewezen succes wordt de werkwijze nog niet massaal toegepast. ,,Dat heeft onder meer te maken met de trots van scholen”, aldus Mooij. ,,Scholen denken dat ze het nu ook wel goed doen. Als ze mijn methode overnemen, moeten ze toegeven dat het al die tijd niet goed gedaan hebben. Het studiehuis is een stap in de goede richting. Daar is ook meer zelfwerkzaamheid en minder klassikale les. Er is echter nog niet genoeg structuur en vooral niet genoeg aandacht voor de zwakkere leerling.” Mooij beseft dat zijn systeem niet zaligmakend is. Een kind met zware achterstanden uit een kansarm milieu is niet zo maar om te vormen tot positieve leerling die niet meer pest en alleen nog maar het goede wil. ,,De school is maar een deel van de sociale omgeving van het kind. Met dit systeem kan de school echter wel zorgen dat de bijdrage die zij levert aan de ontwikkeling van het kind, een positieve is. En dat is al heel wat.”

Veiligheidsgevoel
Een geheel andere aanpak hanteert Adri Bleeker. Sinds het begin van dit schooljaar is hij interimdirecteur van het Calvijn College in de wijk Slotervaart/Overtoomsche Veld in Amsterdam-West. Een achterstandswijk waarop alle clichés van toepassing zijn: lage opleidingen, hoge werkloosheid, veel criminaliteit, veel allochtonen. Uit onderzoek is gebleken dat Slotervaart/Overtoomsche Veld de wijk is met het laagste veiligheidsgevoel van Nederland. Als de kinderen slechte voorbeelden zoeken, hoeven ze alleen maar om zich heen te kijken: twee weken geleden werd voor de deur van de school nog een geldwagen overvallen. Toen Bleeker juli vorig jaar op ‘het Calvijn’ begon, trof hij een school aan in deplorabele staat. Het gebouw was vies en verveloos, de discipline onder de leerlingen was ver te zoeken. Leraren werden uitgescholden en in een enkel geval zelfs fysiek aangevallen en er was veel criminaliteit op school. ,,Ik ben begonnen met het gebouw op te laten knappen, overal planten neer te zetten en te zorgen voor goed, nieuw meubilair, zowel voor de leerlingen als voor de docenten. Psychologisch is dat belangrijk: je laat merken dat je je mensen serieus neemt.” Daarnaast begon Bleeker met het strikt hanteren van de regels. Regels die in veel gevallen al wel bestonden, maar waar niet de hand aan werd gehouden. ,,De regel is dat je je mobiele telefoon voor de rest van het jaar kwijt bent als je hem in de klas gebruikt. Maar wat gebeurde: de telefoon werd afgepakt, maar na de les weer teruggegeven. Dat gebeurt nu dus niet meer. Kwijt is kwijt.” Ook het docentencorps moest er aan geloven. ,,Als je iets wilt bereiken bij de leerlingen, moet je natuurlijk wel zelf het goede voorbeeld geven’ ‘, luidt Bleekers filosofie. ,,Ik wil dat de leerlingen op school niet roken, dus mag het personeel dat ook niet. Dus heb ik de rookruimte afgeschaft. Als docenten willen roken, gaan ze maar naar buiten. Daar was veel protest tegen van het personeel, maar ik heb voet bij stuk gehouden. De rookruimte heb ik aan het maatschappelijk werk gegeven, die zijn heel tevreden.”

Marokkanen
De meeste rottigheid op het Calvijn wordt uitgehaald door Marokkaanse jongeren. ,,Helaas is dat zo. Het is het gevolg van het feit dat zo veel mensen uit de Marokkaanse cultuur met een laag inkomen bij elkaar in een wijk wonen. Er is veel werkloosheid, er vindt weinig integratie plaats, jongeren groeien op straat op, waar ze slechte voorbeelden krijgen. Westerse normen en waarden worden amper aangeleerd. ,,Een poosje geleden zei een Marokkaanse jongen tegen zijn leraar: ‘Ik weet je te vinden, na school maak ik je dood’. Ik liet zijn vader op school komen en ik zeg: ‘Uw zoon heeft deze leraar met de dood bedreigd’. Zegt die man: ‘Ja, in onze cultuur is dat niet zo erg’. Ik zeg: ‘Sorry, maar hier vinden we dat niet normaal. U stuurt uw kind naar een Nederlandse school en daar gelden Nederlandse normen en waarden’. ,,Ik verdom het trouwens om bij zo’n gesprek een tolk te zetten. We praten gewoon Nederlands. Pas had ik hier zo’n vader, die zei: ‘Ik niet goed Nederlands praten’. Ik zei: ‘Sorry, maar dit gesprek gaat gewoon door, in het Nederlands’. Ik legde hem uit wat zijn zoon gedaan had en zei dat hij vijf dagen geschorst zou worden. Zegt die man: ‘Vijf dagen?’ Hij had het dus best begrepen. Voor mij zijn het gewoon Nederlanders. Onze leerlingen zijn de toekomstige volwassenen van Amsterdam.”

Feesten
De aanpak van Bleeker bestaat niet alleen uit repressie. ,,Er is een schoolkrant gekomen. We hebben een leerlingenraad opgericht, die was er nog niet. Ze mogen over van alles meepraten. Ze hebben zelf het nieuwe meubilair voor de aula mogen uitzoeken. Dat was helemaal nieuw voor hen. En we houden geweldige feesten. De eerste keer ging het mis, toen gingen de Turken en de Surinamers met elkaar op de vuist. Dus heb ik voor het volgende feest een ordedienst ingehuurd. Daardoor werd de toegangsprijs voor het feest voor iedereen één euro duurder. Als leerlingen mij vragen waarom het feest duurder is, zeg ik: ‘Dat komt omdat er de vorige keer gevochten is en ik nu vier portiers heb gehuurd’. Het is belangrijk dat je die dingen uitlegt. ,,Toen ik kwam, was de reactie van de leerlingen: jemig, wat een kerel is dat, zeg. Maar ik merk dat ze het nu prettiger vinden, dat het veiliger en rustiger is op school. Een meisje zei pas: ‘Nu kan ik gewoon mijn telefoon op tafel laten liggen’. Ook de buurt zegt dat de school rustiger is geworden. Ik doe dit niet om lekker streng te zijn, maar uit zorg voor die kinderen. Ze moeten hier op een normale, veilige manier les kunnen krijgen. Maar ik moet zeggen dat het wel helpt dat ik interim ben. Want ik moet een aantal impopulaire maatregelen nemen.” Ook het geweld tegen leraren is door de nieuwe aanpak merkbaar afgenomen. Uitgebannen is het echter nog niet. Daarom heeft Bleeker een training voor het omgaan met geweld naar de school gehaald. Al het personeel, van de docent tot de schoonmaker, volgt die training. ,,Er wordt gewerkt met acteurs die zeer goed situaties kunnen nabootsen. Je komt er achter hoe je in een dreigende situatie reageert. Maar je leert ook over cultuurverschillen. Onder Marokkanen is het bijvoorbeeld heel onbeleefd om iemand aan te kijken van wie je op je donder krijgt, terwijl het bij ons juist onbeleefd is om weg te kijken. Dat is goed om te weten. ,,Mijn aanpak heeft veel opschudding veroorzaakt. De minister is hier geweest, ze was overigens erg enthousiast, en ik word veel benaderd door de media. ,,Maar in feite doe ik niets nieuws. Ik hanteer gewoon de regels. Op veel scholen gebeurt dat niet meer. Zaken die structureel gebeuren, worden telkens weer als incidenten beschouwd. En men houdt het liever stil, bang om aanmeldingen te verliezen. Ik breng het juist bewust naar buiten. ,,Kijk, je weet dat op alle scholen in dit deel van Amsterdam rottigheid voorkomt. Dan stuur je je kind toch liever naar een school waarvan je weet dat die de rottigheid structureel aanpakt? En de praktijk bewijst dat het werkt. We hadden een neergaande lijn in de aanmeldingen, die hebben we tot staan gebracht.”

Citaten van leraren in het ITS-onderzoek over geweld tegen onderwijspersoneel:
,,Een doodsbedreiging wordt al snel uitgesproken, dus ik neem het niet echt serieus, maar het is niet bevorderend voor je arbeidsvreugde.” ,,Een jongen uit groep 8, met reeds een politiedossier, vroeg me terwijl hij zijn uitgeklapte mes naar me toestak: ‘Denk je, trut, dat ik voor jou ga rekenen?’ Ik zei: ‘Ja dat denk ik’. Hij deed zijn mes weer in zijn zak en zei: ‘Oké’. Ik heb nooit meer een aanvaring met hem gehad.” ,,Als (heteroseksuele) vrijgezelle man krijg ik zeer vreemde vragen van vooral allochtone leerlingen over mijn vermeende ‘geaardheid’. Uit de toon van de opmerkingen kan ik opmaken dat een eventueel homoseksuele collega daarop ‘aangevallen’ zou worden.” ,,Iedere onderwijsgevende heeft zich het beroep via ordeproblemen moeten eigen maken. Dit reken ik in beginsel niet tot agressie.” ,,In de klas zijn groepjes kinderen die samenspannen tegen de docent om het lesgeven onmogelijk te maken. Soms gaat dit gepaard met duidelijk seksueel getinte opmerkingen van jongens (ik ben een redelijk jonge vrouwelijke docent van een raar vak, namelijk maatschappijleer).” ,,Een collega is beschuldigd van seksuele spelletjes. Ook al was het niet waar, hij is overspannen geraakt en nooit meer teruggekomen op school.” ,,Als leerlingen voortdurend in de pauze dingen doen die niet mogen, maar er wordt toch niet tegen opgetreden, doe ik net of mijn neus bloed.” ,,Een vrouwelijke conciërge raakte in een handgemeen met een leerling. Zij wilde aangifte doen bij de politie. De directeur oefende zoveel druk uit dat zij daarvan afzag en nu na anderhalf jaar nog steeds problemen daarmee heeft.” ,,Een oplossing om het geweld op school in te dammen? Consequent handhaven van de bestaande regels en er niet vanuit gaan dat de klagende collega uit zijn nekt kletst, is voldoende.” ,,Ik ben blij dat ik binnenkort een andere baan heb. Ik wens mijn collega’s veel succes!”

 

Help, de leraar krijgt klappen

door MARIE-THÉRÈSE ROOSENDAAL
TILBURG, zaterdag

Verpleegkundige en docent Bos interviewt zes leraren over hun ingrijpende ervaringen. Psychogerontoloog, gezondheidszorgpsycholoog en klinische psycholoog NIP, Huub Buijssen, beschrijft tips voor zelfhulp en collegiale opvang.

Buijssen: “Gebleken is dat een dergelijk zelfhulpboek in de eerste fase meer effect sorteert dan een bezoek aan de psycholoog of psychiater. Door andermans ervaringen merken de slachtoffers dat hun reacties op een abnormale situatie normaal zijn en dat het niet andersom is. Men kan er troost in vinden: ‘ik ben niet de enige, ik ben niet gek’. En het boek laat zien dat aan het eind van de tunnel licht is. ‘Genees-lezen’ noemt men dat wel.”

Een citaat van een leraar uit het boek na het agressie-incident: “Wanneer ik me uitkleed , zie ik tot mijn verbijstering dat ik steekwonden in mijn buik heb. Tot wel een paar centimeter diep. (…) Gezien de ernst wordt Cemal beschuldigd van een poging tot moord. Hoe is het mogelijk dat juist ik, die zo gemotiveerd is om de leerlingen te helpen en te steunen, het doelwit kon zijn?”

Huub Buijssen: “Het was niet gemakkelijk leraren te vinden die erover wilden praten. Nummer één waarop ze worden afgerekend is altijd: orde handhaven en gezag hebben. Gaat dat mis dan gaan ze af: wat zullen de collega’s zeggen, de leerlingen, de ouders?.” Schaamtegevoel zoekt so wie so altijd graag het gezelschap van een psychotrauma. Net als schuldgevoelens: ‘had ik niet dit, of dat.’ Schuld helpt overigens bij de verwerking. Hiermee zeg je tegen jezelf: ‘Als ik niet dit had gedaan, dan had ik het kunnen voorkomen.’ Zo redenerend heb je uiteindelijk weer je lot in handen. Als ik maar goed oplet, gebeurt het me in de toekomst niet een tweede keer”

Buijssen heeft er wel een verklaring voor waarom het geweld in de schoolbanken toeneemt: “Ik ben 48 jaar. Als ik vroeger op schoolreisje ging kreeg ik van mijn ouders te horen: ‘goed luisteren en gehoorzamen!’ Nu is de boodschap: ‘laat niet over je heen lopen!'” Tegenwoordig houden ouders nauwlettend leerkrachten in de gaten, voortdurend kijken ze over de schouders van hun kind mee. Als ze menen dat leerkrachten hun kind tekort doen, laten ze zich horen.

Op het gevaar af voor een vroeger-was-het beter-zeur te worden versleten geeft Buijssen zijn mening: “Ik was vroeger één van twaalf kinderen en niet het middelpunt van het heelal. Tegenwoordig ben je één van de twee, of de enige. Kinderen zijn meer geteld, ze zijn mondiger, hebben meer zelfvertrouwen, stellen eisen. Ze zijn niet bedeesd. Dat zie je in de hele maatschappij. Bij Barend en Van Dorp bevelen de interviewers hun gasten: “Draai er niet om heen! Geef antwoord! Wij zijn hier de baas.” Als ze op dezelfde toon thuis met hun eigen partner zouden omgaan, zouden ze elke dag de grootst mogelijke ruzie hebben. Bekijk eens de ondervragers van de zwart-wit tv uit vervlogen tijden: beleefd en met respect gingen ze de geïnterviewde tegemoet. Ja, inderdaad dat was het andere uiterste, te veel onderdanigheid, onechtheid ook.”

“Iemand beledigen mag, sterker nog, op het toneel schijnt het voor velen te moeten. Youp van ‘t Hek, Paul de Leeuw, Freek de Jonge, Theo Maassen: ze spelen fanatiek op de man. Dat had je bij Toon Hermans en Wim Sonneveld niet, zelfs de scherpe Wim Kan toonde altijd respect voor de politici die hij op de hak nam. Zowel van onze interviewers als cabaretiers leren onze kinderen al vroeg: je hoeft voor niemand respect te hebben. Dus ook niet voor je leerkracht ‘

Halil en Cemal, twee namen van leerlingen in het boek die hun leerkracht aanvallen. Buijssen kan er niet om heen: ” Met name in de grote steden zitten veel andere culturen in de klas. Een andere belangrijke oorzaak van de geweldstoename. Bij ons dwingt de notaris, de politieman en de huisarts geen gezag of respect meer af simpelweg door zijn functie. We willen argumenten horen. We leven in een onderhandelingsmaatschappij. Maar bij Marokkanen is pa thuis op grond van zijn rol de baas en hebben ze een heilig ontzag voor hem. In hun cultuur verwacht men dat de leraar op school de baas is en zich zo ook gedraagt. Doet hij dat niet en gaat hij onderhandelen en met argumenten proberen te overtuigen, dan loopt hij het risico door hen als zwak te worden gezien. En zo opgevoede leerlingen gaan dan gemakkelijk over grenzen.”

Buijssen noteerde op grond van een onderzoek dat het geweld op scholen is toegenomen. “Maar we merken het ook meer op dan vroeger. Als ik vroeger stout was, in de tweede klas, groep vier dus, dan zei de juf: ga de lat maar halen. Of je kreeg op de middelbare school een bordborstel naar je gegooid als je niet oplette. En daar praatte je thuis niet over want dan kreeg je ‘m nóg een keer van je ouders. Ouders zouden nu heel anders reageren en dergelijk gedrag van leerkrachten niet meer pikken. Aan de ene kant is er meer geweld, aan de andere zijn we er ook gevoeliger voor.”

Daarmee bagatelliseert hij het geweld tegen leraren niet. “Of tegen uitsmijters, tramconducteurs, politiemannen, deurwaarders en parkeerwachters, mensen die beroepshalve vaker met agressie te maken krijgen. Personen die zo een psychotrauma kunnen oplopen. De betrokkene vertoont vaak reacties die hij van zichzelf niet kent. Herbeleving, vermijdingsreacties, verhoogde waakzaamheid.”

“Fout één is daar onmiddellijk de bedrijfspsycholoog op af te sturen. Daaraan heb jij toch ook geen behoefte als een dierbare bijvoorbeeld net is overleden? Maar toch, direct na de ramp in Enschede rukten de traumapsychologen uit. Dat was in die eerste fase nergens goed voor. Sterker: uit onderzoek weten we dat het herstel er helemaal niet door wordt bevorderd, ja er zelfs door kan worden geremd. Mensen krijgen het idee dat ze gek zijn geworden, terwijl ze normaal reageren op iets wat abnormaal was. Een luisterend oor van iemand in je naaste omgeving die echt met je begaan is, helpt je wel verder.Ook voor getraumatiseerde leerkrachten zijn collegiale reacties daarom belangrijk: compassie, daar gaat het om. En al zegt een collega de verkeerde dingen ter troost, de betrokkenheid telt. Voor het management telt, hoe betrokken ook, de inhoud van de woorden wel. Als die domme dingen zegt wordt hij daarop afgerekend. Na een traumatische ervaring is erkenning van slachtofferschap een minstens even belangrijke behoefte. Het bezoek van koningin Beatrix aan Enschede deed daarom veel goed. Een directeur van een school dient op dezelfde wijze meteen iets van zich laten horen als een leerkracht door een leerling of ouder is aangevallen of bedreigd. Hij moet ook weten dat de leerkracht gedurende de eerste fase ook snakt naar informatie: worden er maatregelen tegen de leerling genomen, wat wordt aan de ouders verteld, hoe reageerden de collega’s, weten de leerlingen het?”

Buijssen geeft overigens in zijn boek nog veel andere tips hoe om te gaan met agressie en escalatie te voorkomen. Desgevraagd geeft hij nog een maatregel ter preventie: “Hoewel blijkens onderzoek getraumatiseerde leerkrachten zowel door hun collega’s als de schoolleiding meestal adequaat worden gesteund, hebben directies nog wel te vaak de neiging geweldsincidenten het liefst in de doofpot te willen stoppen. Vanwege de goede naam van de school. Dat is fnuikend voor het slachtoffer. Bij begin van het schooljaar moeten leerlingen en ouders de huisregels te horen krijgen. Voetballers op het WK weten: sla ik de scheidsrechter, dan volgt onverbiddelijk een ongekend strenge schorsing, mogelijk zelfs voor het leven. Laat directies ook zo hun leerkrachten beschermen en heel duidelijk zijn tegen leerlingen en ouders: kom je aan de leerkracht, dan moet je van school. “

Lesje geleerd, een gids nazorg agressie-incidenten’
ISBN 90 5749 963 0
Kost 25 euro,

 

Gemolesteerde leraren doen boekje open over hun ervaringen in ‘Lesje Geleerd?’

Door Helma van den Berg

Utrecht – Docente Elzeline Bergisch wordt op een Utrechts terras door een 14-jarige leerling uit haar stoel getrapt. Schoolleider Ger Huisman wordt in zijn school buiten westen geslagen en belandt met steekwonden in het ziekenhuis. Docent Karel Verbeek en zijn gezin worden wekenlang door de vader van een leerling met de dood bedreigd.

Het zijn geen uitzonderingen. Ruim de helft van de Nederlandse docenten in het vervolgonderwijs heeft vorig jaar te maken gehad met enige vorm van geweld, zo blijkt uit onderzoek van de KPC- groep uit Den Bosch, een adviesbureau dat zich bezig houdt met ontwikkelingen in het onderwijs. Hoe schokkend ook, in de onderwijswereld wordt daar liever over gezwegen. Docenten schamen zich, scholen zwijgen uit angst om leerlingen te verliezen. Met als gevolg dat leraren/slachtoffers slecht geholpen worden, ziek thuis belanden en het onderwijs vaak de rug toekeren. Reden voor psycholoog Huub Buijssen en verpleegkundigen/ Mathilde Bos om het taboe te doorbreken. Zij schreven het boekje ‘Lesje Geleerd? Indringende ervaringsverhalen van leraren’. Samen met zes leraren, zelf slachtoffer van geweld, die voor het eerst de problemen uit de doeken doen. Een voorbeeld tijdens een schoolfeest van een scholengemeenschap in het westen van het land: docent Vincent de Jong heeft bij de ingang de handen vol aan een groep van dertig Marokkanen die illegaal naar binnen willen. In de feestzaal ontketent een vierdejaars scholier een vechtpartij. Wanneer De Jong de tiener staande houdt, neemt deze wijdbeens een gevechtshouding aan en herhaalt schreeuwend ‘Kom maar op, vieze, vuile kankerjood..’ De Jong: ,Mijn handen trillen, ik sta stijf van de adrenaline. Die jongen is tot alles in staat, bedenk ik me. Eigenlijk zou de politie er bij moeten komen, maar die kan ik niet bellen nu die groep jongens voor de deur staat. Dan slaat de vlam zeker in de pan. Er is geen redelijk gesprek te voeren.’ Het liep uiteindelijk ‘goed’ af. De vechtpartij met de scholier kostte De Jong twee gekneusde ribben. Met een grafisch docent P. van der Zon loopt het slechter af. Een door hem geschorste leerling en zijn oudere broer bezorgen hem op school zoveel verwondingen dat nadien in het ziekenhuis voor zijn leven wordt gevreesd: „Ik krabbel zo snel mogelijk overeind, krijg dan weer klappen. Ik zie dat de broer een beeldscherm pakt en naar mijn toe wil gooien. Het scherm zit aan een ketting. Dat is mijn redding.” Van der Zon zakt bewusteloos in elkaar. De broers trappen net zolang tot leerkrachten ingrijpen. Het duurt twee maanden voordat Van der Zon lichamelijk enigszins is hersteld. Nog eens vijf maanden eer hij antwoordt kan geven op zijn vraag ‘doorgaan in het onderwijs of stoppen?’ De ervaringen van de leerkrachten lopen uiteen. Maar de geestelijk knauw nadien blijkt voor iedereen gelijk. Van der Zon besluit om in het onderwijs te blijven, maar is voortaan minder ontspannen: ‘Ik merk dat ik schrik wanneer ik een groepje buitenlandse jongens zie. Ze hebben waarschijnlijk geen kwaad in de zin, maar ik loop liever een blokje om.’ De Jong zegt bij terugkomst in de klas: ‘Ik wil jullie allemaal kunnen zien, er mag niemand achter me staan. Ik vertrouw jullie niet meer.’ Om dan in tranen uit te barsten. De slachtoffers hebben een grote behoefte om hun verhaal aan collega’s en de schoolleiding te vertellen. Maar de spreekwoordelijke arm om de schouders blijft bij menigeen uit. Bij Eva de Witte, belaagd met fysiek en psychisch geweld, wordt de situatie zelfs doodgezwegen: ‘ Ik kan er met niemand over praten. Iedereen op school negeert de situatie. Iedereen doet alsof ze alles in hand hebben.’ Vincent de Jong moet bij zijn rector ‘rugdekking’ afdwingen door bij de politie aangifte te doen en met een gepeperde advocatenrekening te dreigen. De belagers van P. van der Zon krijgen cel- en taakstraffen, maar zijn geschorste leerling mag wel op school terug komen. Van der Zon: ‘Weliswaar op een andere locatie, maar toch. Ik vind dat onverteerbaar.’ Hoe belangrijk de opvang voor deze leerkrachten is, zet psycholoog Buijssen, gespecialiseerd om trauma-opvang in de zorg en het onderwijs, helder uiteen. Daarbij geeft hij tal van tips voor zelfhulp, collegiale opvang, lotgenotencontact en nazorg binnen en buiten schoolmuren. De vraag is hoe scholen het zover kunnen laten komen. Daarop geeft Walter Dresscher, voorzitter van de Algemene Onderwijsbond, in ‘Lesje Geleerd’ antwoord: ‘In deze tijd van privatisering en vrije markt hebben scholen een moeilijke positie. Ouders en leerlingen zijn koning-klant. Uit angst voor leegloop zwijgen scholen te vaak waar zij moeten spreken. De goede naam van de school gaat vaak voor een adequate hulp en begeleiding van de leraren/slachtoffers.’

Lesje geleerd? Indringende ervaringsverhalen van leraren, een gids nazorg agressie-incidenten, door Huub Buijssen en Mathilde Bos, uitgave van Elsevier bedrijfsinformatie bv, Den Haag, ISBN- 90-5749-963-0.

 

Agressie / Hard trappen naar de leraar

door Monique de Heer

Leraren pesten is van alle tijden. Grof geweld niet, dat is nieuw. De docent die tijdens een schoolfeestje verrot werd geschopt, was vooral zo kapot van het incident omdat hij als ex-marinier had gedacht dat hem zoiets niet zou overkomen. ,,Veel kinderen hebben alleen nog maar respect voor het recht van de sterkste.”

Agressie / Hard trappen naar de leraar door Monique de Heer Leraren pesten is van alle tijden. Grof geweld niet, dat is nieuw. De docent die tijdens een schoolfeestje verrot werd geschopt, was vooral zo kapot van het incident omdat hij als ex-marinier had gedacht dat hem zoiets niet zou overkomen. ,,Veel kinderen hebben alleen nog maar respect voor het recht van de sterkste.” Dit incident is afkomstig uit het boek ‘Lesje geleerd?’ van Huub Buijssen en Mathilde Bos. Zij gaven jarenlang trainingen aan personeel in de gezondheidszorg over omgaan met geweld. Maar een nieuw werkterrein heeft zich aangediend: het middelbaar onderwijs. De schrijvers verzamelden voor hun handleiding voorbeelden van grof geweld tegen leraren en behandelen de nasleep van de vaak ingrijpende gebeurtenissen. De incidenten liegen er niet om. Een leraar die na de les wordt klemgezet door drie leerlingen in zijn eigen lokaal loopt een liesbreuk, een zware hersenschudding en interne bloedingen op. Een ander wordt aangevallen door een vader tijdens een oudergesprek. Het kind steelt eten op school en de schoolarts concludeert dat de jongen ondervoed is. Tijdens een gesprek met de vader klimt deze over de tafel heen en begint erop te slaan met de uitroep ‘Dan maak ik u nu dood’. De lerares die uit de terrasstoel werd getrapt, vertelt maanden later dat ze ‘nu heel anders rondloopt’. Ze is minder idealistisch geworden: ,,Ik zie nu veel beter de beperkingen die je hebt ten aanzien van dit soort jongens.” Trainer Huub Buijssen schreef het boek niet om het imago van het leraarsvak nog eens een extra klap toe te brengen. Want hoewel geweld tegen leerkrachten toeneemt, is het niet zo erg als in andere sectoren. Buijssen: ,,De agressie tegen conducteurs, verpleegkundigen, gevangenisbewaarders en bijvoorbeeld medewerkers van de sociale dienst is veel groter. Een leraar loopt ongeveer vijftig procent kans om een keer in de hele carrière een ernstig geweldsincident mee maken. Daarmee springen ze er niet uit. Echt veilige beroepen zijn er niet zo veel. Voor mensen die het overkomt, is het wel prettig te weten dat ze niet de enigen zijn.” De positie van een leraar is wel uitzonderlijk. Een leraar staat alleen tegenover een groep in vrij geïsoleerde omstandigheden. Buijssen: ,,Je wordt er zowel door collega’s als leerlingen op afgerekend als het misloopt. Als leraar moet je de klas ‘aankunnen’. Daarom vinden veel leraren die met agressie te maken hebben het moeilijk om er over te praten. Iedere traumatische ervaring roept schuldgevoelens op.” Orde bewaren in een klas behoort tot de taak van de leraar. Welke leraren lopen het meeste risico? Buijssen: ,,Op het platteland is het risico kleiner dan in de grote stad. Op scholen met veel allochtone leerlingen is het risico juist weer groter. In de Marokkaanse cultuur bijvoorbeeld is vader thuis de baas, de politie is de baas op straat en op school is het de leraar. Maar Nederland kent een onderhandelingscultuur. Zelfs in landen direct om ons heen zoals Duitsland en België, is het normaal naar iemand te luisteren omdat die hoger in rang is. Maar in Nederland gaat het om de argumenten. Een gesprek aangaan met een leerling, wordt in Marokko gezien als zwakte. Daarbij zijn die leerlingen heel trots. Eergevoel is belangrijk en voor het oog van anderen wil men niet afgaan. Vernedering roept agressie op en dat maakt het er voor de leerkracht niet gemakkelijker op.” Dan is er nog een vorm van geweld die speciaal voorkomt op scholen, zegt Buijssen: geweld om te laten zien dat je erbij hoort. ,,Elke groep heeft een eigen identiteit en sommige groepen manifesteren zich via geweld. En daaromheen komt dan ook weer een groep die stoer moet doen. In grote scholen ontstaan die groepen sneller. Op een kleine school gebeurt dat minder snel, dan vermengen de weinige echt agressieve kinderen zich meer met rustige leerlingen en passen zich aan.” Paul de Boer (‘Vincent’ uit het boek) kwam drie jaar geleden tijdens een schoolfeest onder een schoppende en slaande leerling terecht. ,,Vieze vuile rotjood, ik vermoord je”, kreeg hij te horen. De school durfde de politie niet te bellen omdat er juist op dat moment een groep van dertig Marokkaanse jongeren voor de deur stond die naar binnen wilden en de vlam dan wel eens helemaal in de pan kon slaan.” De maandag na het feest gaat Paul de Boer weer naar school. Hij geeft al 25 jaar filosofie en godsdienstles. Het eerste uur wil de 5 vwo-klas natuurlijk weten wat er was gebeurd. De Boer zegt daarop dat hij iedereen in de klas wil kunnen zien: ,,Er mag niemand achter me staan. Ik vertrouw jullie niet meer.” In de klas begint hij te huilen. De Boer: ,,Ik ben oud-commando en fysiek kan ik zo’n jongen wel aan, hoewel vechten met een kind heel moeilijk is. Maar die avond heeft een enorm effect op me gehad. Ik was veiligheidscoördinator op de school en was gevraagd toezicht te houden op de schoolfeesten. Dat het mij kon overkomen, kon ik niet goed geloven.” De Boer doet aangifte van geweldpleging, racistische uitingen, vernieling van eigendommen (zijn horloge was kapot) en bedreiging met de dood. Hij staat erop dat de jongen geschorst wordt maar vindt de rector tegenover zich. ,,Die jongen heeft wettelijk recht examen te doen. Als hij geen examen kan doen, moet de inspectie worden ingelicht en dat geeft heel wat onrust”, laat die weten. De andere docenten vallen De Boer echter bij en dreigen het bestuur erbij te halen. De rector bindt in. De jongen mag geen lessen meer volgen, maar doet wel examen. Paul de Boer voelde zich lang niet meer veilig. Hij is meer lessen op een hbo-instelling gaan geven en minder op de middelbare school: ,,Puberale spierballen zijn er altijd geweest, maar nu wordt er hard getrapt als iemand al op de grond ligt. Er worden messen meegenomen naar school. Er gebeurde vroeger natuurlijk ook van alles, maar het is nu wel anders, harder.” ,,Het is voor mij zo schokkend omdat het op een plek gebeurt waar je iedere dag kennis doorgeeft. Als dat vermengd wordt met fysiek geweld is dat gewoon verschikkelijk. Je bouwt een band op met leerlingen waarvan jij denkt dat die respect afdwingt. Maar veel kinderen hebben alleen nog maar respect voor het recht van de sterkste.” Trainer Huub Buijssen zegt dat Paul de Boer geluk had dat zijn collega’s hem steunden. Het gebeurt ook wel anders. Ronduit schokkend zijn in het boek de verhalen waarin collega’s op school de bedreigde collega niet te hulp komen. Een leraar die op de grond ligt te worstelen met een leerling die door het lint gaat: ,,Net als door mijn hoofd schiet dat ik de vechtpartij niet lang meer volhoud, steekt mijn collega zijn hoofd om de hoek van de deur en zegt gedag. Alsof het normaal is dat ik met een leerling in de houdgreep op de grond lig. Hij groet en vertrekt.” Kan een leraar léren stevig over te komen? Buijssen: ,,Video-opnamen bekijken van leraren die geen problemen hebben om hun gezag uit te oefenen, kan helpen. En daarnaast is het goed te zien hoe je zelf overkomt. Rechtop staan en duidelijk spreken ligt voor de hand. Vooral bij de eerste ontmoeting met een klas, want dan wordt de toon gezet. Fysiek geweld trekt veel aandacht. Maar vaak is er al veel aan vooraf gegaan.” Aardig gevonden worden helpt niet. ,,Juist leraren die graag aardig gevonden willen worden, hebben problemen. Dan leg je namelijk het oordeel over jezelf voor een deel bij de ander. Aardig is een eigenlijk een negatief woord. En verder is het vaak ongrijpbaar. Sommige mensen hebben een natuurlijk charisma. Daar weet je van dat er niet mee te spotten valt. Het vak dat de leerkracht geeft, kan ook een rol spelen. Wie een goed cijfer voor wiskunde nodig heeft, wacht nog even met zieken tot bij handenarbeid. En soms is het gewoon domme pech.” De leiding van de school heeft vaak sterk de neiging incidenten te bagatelliseren, zoals ook De Boer overkwam. Buijssen: ,,Schoolleiders zijn vaak bang voor verlies van status van de school. Ze zijn bang dat de school een slechte naam krijgt, maar volgens mij werkt het bij ouders en leerlingen niet zo. Als een leerling een docent aanvalt en daar wordt vervolgens door de leiding lafhartig op gereageerd, dan zorgt dat juist voor een heel onveilig gevoel. Je moet leerlingen van stonde af aan de regels duidelijk maken. De scheidsrechter aanvallen is zo ongeveer de ergste overtreding die je op een voetbalveld kunt maken. En op school moet geweld tegen een leraar de ergste overtreding zijn.” Op de school van Paul de Boer vond de schoolleiding het moeilijk een houding te bepalen. De Boer kreeg een paar theaterbonnen om het leed te verzachten, wat hij beledigend vond. Toch wil hij niet dat de school met naam wordt genoemd: ,,Het kost je leerlingen en dat betekent minder uren voor docenten. Die hebben allemaal hypotheken. Mijn school loopt leeg. De hoogopgeleide ouders halen hun kinderen eraf en we krijgen kinderen van laagopgeleiden, meest allochtonen, terug.” De Boer heeft de problemen verwerkt door er juist niet over te praten. ,,’Maar je kan toch naar een andere school’, wordt er dan gezegd. Maar het is mijn schooltje, met mijn leerlingen. Leg dat maar eens uit. Zo’n schorsing levert ook een duivels dilemma op. Als je zo’n jongen op school laat, moeten de leraren incasseren en met wegsturen geef je het kind in feite op.” Dat laatste is voor scholen vaak reden om het wangedrag van een leerling te vergoeilijken. Het motto is: ‘Hij heeft het al zo moeilijk’. De Boer vindt dat de norm duidelijk moet zijn. ,,Als ze zeggen: ‘ik ruk je kop van je romp, klootzak’, dan menen de meesten dat natuurlijk ook niet – maar het is intussen wel gezegd. Of twintig keer kanker zeggen in een les, vreselijk, ik ga er de eenentwintigste keer nóg tegenin. Ik heb vorig jaar de eerste dag een brugklasser binnen zien komen, die een docente begroette met ‘klein kontje maar lekkere tietjes heb je’. Het kind begreep niet eens dat zoiets niet kan. ” Ook de docenten zelf zijn niet helemaal vrij te pleiten. De Boer: ,,Het verbale geweld van docenten zelf wordt ook steeds erger. Je dekt je in en wilt geen gesodemieter in de klas hebben. Dus is het al snel: ‘lulhannes, hou op met dat gekloot’. We laten de deuren van de lokalen tegenwoordig open staan. Dat is veilig en zorgt voor sociale controle.” Maar ook hij ziet dat leerlingen het vaak écht moeilijk hebben. ,,Er is in het middelbaar onderwijs een tweedeling ontstaan tussen mensen die alles hebben en mensen die het niet zullen krijgen. Vroeger kon je via mavo en havo door naar het vwo en toch nog naar de universiteit. Nu niet meer. Als je nu op mavo wordt ingeschat dan blijf je daar. Ik ben zelf van allochtone afkomst. Vooral die kinderen zijn vaak laatbloeiers door omstandigheden.” ,,Die kloof entameert geweld. Als ik vwo’ers een werkstuk laat maken, dan krijg ik werkstukken terug die thuis allemaal op de eigen computer zijn gemaakt. Ouders hebben vaak nog meegeholpen ook. Die andere kinderen, van het vmbo, die moeten het op school doen. Na schooltijd stroomt het internet lokaal op mijn school vol met Marokkaanse kinderen. Dan zitten ze met z’n twintig man achter een computer, dat wordt dus heibel. En ze zien het verschil met de anderen echt heel goed. Dat zorgt voor angst, angst om er altijd buiten te vallen. De maatschappij moet dat veel beter in de gaten houden.”

Huub Buijssen en Mathilde Bos,
Lesje geleerd?
Uitgeverij Elsevier, 25 euro

 

Scholen laks tegen geweld leerling

Door Wilco Boom
Tilburg 

Dat zegt de psycholoog en traumadeskundige Huub Buijssen, die onlangs een boek publiceerde over geweld tegen onderwijzend personeel. ,,Directies hebben de neiging om het weg te frommelen. Ze voelen zich medeschuldig, omdat het op hun school is gebeurd, en ze weten dat het leerlingen kan kosten en daarmee ook banen. Bovendien willen scholen ook kinderen niet over de rand duwen.”De AOb, de grootste onderwijsvakbond, deelt Buijssens bevindingen. Voorzitter W. Dresscher: ,,Vaak willen directies en andere leidinggevenden dit soort zaken toch liever binnenshuis houden. De ‘goede naam’ van de school gaat vaak voor een adequate hulp en begeleiding van de slachtoffers.”

De regel moet volgens Buijssen zijn dat geweld tegen een leraar wordt bestraft met verwijdering. ,,Wie op het voetbalveld een vinger uitsteekt naar de scheidsrechter kan zeer langdurig geschorst worden. Dat zou ook op school zo moeten zijn. Het is een enorme steun voor de leraar als de leerlingen die hem heeft mishandeld van school wordt gestuurd. Bovendien kan het preventief werken. Voor iedereen – kinderen, ouders en leerkrachten – geeft het een gevoel van veiligheid als regels duidelijk zijn en ernaar wordt gehandeld”, zegt Buijssen.

Dit is lastig als de dader nog leerplichtig is. Maar als scholen hierover onderling afspraken maken, zodat gestrafte leerlingen elders terecht kunnen, is het volgens Buijssen goed te doen.

Uit onderzoek van het Katholiek Pedagisch Centrum (KPC) kwam vorig jaar naar voren dat 1,5 procent van de docenten in het voortgezet onderwijs in één jaar tijd door leerlingen waren mishandeld (schoppen en/of slaan) en een half procent door ouders. Uit het KPC-onderzoek bleek verder dat elf procent van de docenten fysiek bedreigd was door leerlingen en negen procent door ouders. Van de leraren werd 42 procent in één jaar uitgescholden door leerlingen, 13 procent door ouders en 3 procent door collega’s.

,,In sommige beroepsgroepen is het erger, zoals bij de politie, de conducteur in het openbaar vervoer en maatschappelijk werkers. Maar twee procent in één jaar tijd betekent dat elke leerkracht tijdens zijn loopbaan een kans van één op twee loopt om eens op school mishandeld te worden”, zegt Buijssen.

Volgens hem is het geweld tegen leraren de afgelopen jaren flink gestegen maar is dat cijfermatig niet te onderbouwen doordat vergelijkend onderzoek ontbreekt. ,,Vroeger was er een aantal beroepen waartegen hoog werd opgekeken, zoals de burgemeester, de leraar en de arts. Inmiddels heeft er een enorme machtsnivellering plaatsgevonden, veel sterker dan in andere landen, en wordt zelfs de huisarts nu soms bedreigd door patiënten.”

Leraren in de grote steden lopen meer risico slachtoffer van geweld te worden dan elders in het land. Buijssen: ,,In de steden geldt in het algemeen eerder het recht van de sterkste. Daarbij komt dat er veel meer culturen voorkomen waardoor er minder duidelijk is wat de norm is. Voor een docent is dat ook moeilijker aan te geven dan aan een homogene groep. Daarbij komt dat bijvoorbeeld Marokkaanse jongeren het als zwaktebod opvatten als een leraar gaat onderhandelen. terwijl het voor zo’n docent moeilijk is om autochtone kinderen anders te behandelen dan allochtone.” Eén op de acht mensen die een traumatische gebeurtenis meemaken, heeft langdurige verwerkingsproblemen. Leraren voor wie dit geldt voelen zich volgens Buijssen heel vaak in de steek gelaten door de schoolleiding. Dat versterkt hun psychische nood. ,,Het is belangrijk dat ze steun krijgen. Directies moeten betrokkenheid tonen, praktische hulp bieden bij het doen van aangifte en claimen van schade, en ervoor zorgen dat het slachtoffer ook na een paar dagen nog bij iemand terecht kan om erover te praten.”

Werd je bedreigd of voelde je je bedreigd?
Leraar X is 50 jaar en staat al 27 jaar voor de klas aan een grote scholengemeenschap in Rotterdam. Zes jaar geleden ontsnapte hij ternauwernood aan een zware verwonding of erger. De dader kreeg twee jaar cel. X blijft hier anoniem omdat de schooldirectie geen ruchtbaarheid aan het voorval wil geven.

,,De school was al vrijwel leeg toen ik op een vrijdagmiddag met audio-apparatuur door de gang liep. Ik kwam in de hal en zag daar dat een knaap van een jaar of 17 in een telefooncel het toestel aan het openbreken was, met een mes. Van nature ben ik een optreder dus ik zei meteen: ‘wat doe je daar?!’. Hij zei toen dat de telefoon kapot was en dat hij het geldbakje naar de concierge wilde gaan brengen.

Ik zei: ‘nee, we gaan we samen’ en ik pakte hem bij zijn revers. Hij probeerde zich los te rukken en haalde het mes waarmee hij aan dat geldbakje aan het peuteren was vlak langs m’n hals. Tot de dag van vandaag weet ik niet of hij me echt wilde snijden, maar het zou hem in elk geval niet hebben uitgemaakt áls hij me had geraakt. Mijn armen zijn langer dan de zijne en ik ben redelijk lenig, daardoor raakte hij me net niet, maar hij ontsnapte wel. Ik ben hem nog achterna gegaan, maar hij was te snel af.

Na zo’n gebeurtenis giert de adrenaline door je lijf. De toenmalige directeur, hij werkt inmiddels elders, maakte het nog veel erger. Toen ik hem verslag deed vroeg’ie doodleuk: ‘Werd je bedreigd of voelde je je bedreigd?’. Ik ben woedend weggelopen. Nog steeds interesseert het voorval op zich zelf me niks, mijn vrouw heeft er meer last van gehad dan ik, maar om die reactie kan ik nog altijd ontzettend kwaad worden.

Intussen is er wel meer aandacht voor veiligheid op school, in die tijd werd er zelfs gedeald op het plein en werden meisjes lastig gevallen. Maar voor nazorg is nog steeds geen beleid en er zijn nog steeds te veel vechtpartijen.

De dader bleek overigens een ex-leerling. Een docente die achter me liep en het zag gebeuren heeft hem herkend. De politie zocht hem ook voor andere dingen en heeft hem snel opgepakt. Justitie heeft hem poging tot doodslag ten laste gelegd en hij heeft twee jaar cel gekregen.”

Ik vind nog steeds dat ik een wereldjob heb. Het is heel spannend om ervoor te zorgen dat leerlingen en ik elkaar begrijpen, dat er daadwerkelijk iets overkomt, dat ze echt inzicht verwerven, wat meer is dan de stof begrijpen. Werken met mensen, dáár gaat hem om, meer dan om werken met de stof.”

Huub Buijssen en Mathilde Bos. Lesje geleerd?
Een gids nazorg agressie-incidenten leerkrachten.
Elsevier. Den Haag, Isbn 9057499630. prijs €25.

 

Lesje Geleerd?

Hoe reageren bij geweld op personeel
Auteur Huub Buijssen publiceerde reeds in 1994 Traumatische ervaringen van verpleegkundigen: als je beroep een nachtmerrie wordt (Elsevier). Daarna volgden versies voor psychiatrische verplegers, maatschappelijk werkers en hulpverleners in de verstandelijk-gehandicaptenzorg. Zopas verscheen een versie voor de onderwijswereld, die hij schreef samen met Mathilde Bos. Het is een beknopt boek (ongeveer 100 bladzijden) vol praktische informatie in een directe taal. Meteen bruikbaar als iemand op uw school slachtoffer werd van geweld. Hopelijk geldt dit niet voor u, maar ook dan is het een geruststelling als u “Lesje geleerd?” in de boekenkast heeft staan. Als geweld ook uw omgeving overvalt, kan u meteen nalezen hoe u best reageert.

Ervaringsverhalen
Het eerste deel van het boek bestaat uit zes ervaringsverhalen: 4 leraren en 2 directeurs (verhaal 2 en 4) die in hun functie geconfronteerd werden met geweld dat op hen gericht was. Die verhalen openen het boek omdat het kennisnemen van ervaringen van anderen een belangrijke vorm van zelfhulp is. Het slachtoffer leert zo dat de vreemde gevoelens die hem beheersen heel gewoon zijn: “In plaats van abnormale gevoelens bij normale gebeurtenissen zijn het normale gevoelens bij abnormale gebeurtenissen.” (p. 9) De getuigenissen tonen hoe geweld leraren raakt in hun onderwijsziel: alle zekerheden vallen weg: “Ikzelf durf niet meer terug. Ik heb het gevoel gefaald te hebben.” (p. 30) Een directeur reageert flegmatischer: “Ik vind dat – en dat klinkt misschien gek na het voorgaande – een dergelijk incident gewoon bij mijn werk hoort.” (p. 35 – een ouder die doodsbedreigingen uitte tegenover de directeur en zijn gezin, lek gestoken autobanden, afgebroken autoantenne en spiegel).

Een leraar (aangevallen door een 18-jarige leerling) besluit zijn verhaal met: “Ik heb me ook afgevraagd waarom juist dit incident me zo heeft aangegrepen. Ik heb in mijn leven vaker te maken gehad met bedreigingen en geweld, waarom heb ik het met deze gebeurtenis zo moeilijk gehad? Ik denk dat het komt omdat het op school gebeurd is. De school voelt als mijn plek, mijn thuis, de plaats waar ik veilig ben. Dat is heel anders dan op straat. Ik voel me niet meer veilig op mijn thuisbasis en dat doet me meer dan ik verwacht had.” (p. 42)

Tegenspraak
Het is hierbij belangrijk te noteren dat ‘geweld’ in ruime betekenis wordt gebruikt: je hoeft niet per se in elkaar geslagen te worden, ook bedreigingen of persoonlijke scheldpartijen kunnen als geweld worden ervaren. Bij zeven op de acht leraren die geconfronteerd worden met geweld in de uitoefening van hun functie, verdwijnen of vervagen de traumatische reacties binnen een maand. De symptomen tijdens die periode vallen onder drie groepen: (1) veelvuldige herbeleving, (2) vermijdingsreacties en (3) verhoogde prikkelbaarheid en waakzaamheid.

“Symptoom een en twee lijken met elkaar in tegenspraak. Hoe kan men immers zowel herbelevings- als vermijdingsreacties hebben? De waarheid is dat de betrokkene met zichzelf innerlijk in gevecht is. Zonder dat hij er iets kan aan doen, wordt hij voortdurend geconfronteerd met beelden van hetgeen hem is overkomen. Omdat deze beelden echter zoveel nare gevoelens en gedachten oproepen, doet hij er tegelijkertijd veel moeite voor om deze weg te stoppen en te vermijden. De innerlijke tweestrijd vormt dan ook de essentie van een psychotrauma.” (p. 63)

Bij een op de acht leraren duurt de verwerking langer dan een maand en dan spreekt men van een “posttraumatische stressstoornis” (PTSS). “De belangrijkste buffer tegen stress en het ontwikkelen van psychische stoornissen is sociale steun. Dit wil zeggen over ten minste één persoon beschikken die aan je denkt, als klankbord fungeert, je emotioneel bijstaat en je gevoelens niet veroordeelt.” (p. 72) In veel gevallen zal de partner, een vriend of familielid deze rol vervullen, maar het is belangrijk dat de directie ervoor zorgt dat er ook binnen de school iemand zich om het slachtoffer bekommert. Uit één van de praktijkvoorbeelden in het boek blijkt precies dat de situatie in de school escaleert omdat de directeur de probleemsituatie van een bedreigd leraar negeert.

Als topsport
“Het verwerken van een psychotrauma kost veel inspanning. Het is geestelijk en lichamelijk net zo veeleisend als het bedrijven van topsport. (…) Door toe te geven aan de gevoelens waarover men eigenlijk liever niet wil spreken omdat ze zo zeer doen, gaat de wond uiteindelijk dicht.” (p. 78) “Als men de pijn (…) steeds tracht te ontwijken, leidt dat op den duur tot lichamelijke of geestelijke klachten. De prijs van het zwijgen en wegstoppen is dat de pijn langer duurt. (…) Een pijnloos herstel is niet mogelijk.” (p. 80)

De auteurs geven een verklaring voor het feit dat mensen in het algemeen en leraren in het bijzonder zo verrast zijn als ze met geweld worden geconfronteerd. “Leerkrachten wéten dat de aard van hun werk met zich meebrengt dat er een kans bestaat met agressie geconfronteerd te worden. Als ze daar in hun dagelijks handelen voortdurend bij stil zouden staan, zouden zij zo krampachtig handelen dat ze hun werk niet meer zouden kunnen doen. Ze zouden er zeker geen plezier aan beleven. Zoals verkeersdeelnemers geloven dat ze geen verkeersongevallen krijgen als ze goed uitkijken, zo geloven leerkrachten dat hen niets overkomt zolang ze maar professioneel handelen.” (p. 81)

“Een ander diepgeworteld idee is dat onze wereld rechtvaardig moet zijn. (…) Voor een leerkracht is het daarom volslagen ongerijmd dat een ouder van een leerling voor wie hij zich inspant, zich plots tegen hem keert en hem naar het leven gaat staan. (…) Een schokkende gebeurtenis verstoort tevens hardhandig de illusie dat we een zekere grip hebben op ons bestaan. (…) Het stevig gewaande geloofshuisje ‘dat zal mij niet overkomen’ stort in. Verwerken houdt in dat men het puin van de psychische aardschok opruimt en de schade repareert. Er moet opnieuw een zekere orde worden opgebouwd.” (p. 81)

Internet en e-mailtherapie
Het boek gaat dan dieper in op vier verwerkingstrategieën: (1) zoeken naar een verklaring, (2) het verhaal vertellen, (3) vergelijken met anderen en (4) positieve interpretatie. Een uitgebreide checklist helpt het slachtoffer om te beslissen wat hij zelf kan doen (p. 87- 88): praat erover, wees bezig – maar pas op als je overactief wordt -, omring je met alles wat leeft, … Een tweede checklist (p. 89) somt situaties en gevoelens op die een signaal zijn dat je beter professionele begeleiding zoekt. Dat kunnen zowel persoonlijke contacten zijn met een therapeut als een internettherapie via de website van de vrije Universiteit Amsterdam of een e-mailtherapie bij het centrum van de auteurs (https://www.traumaopvang.com/ – twee maanden, kostprijs 550 euro).

De auteurs geven ook een reeks tips voor de mensen in de naaste omgeving van het slachtoffer van geweld. Eerst een waarschuwing: “De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat de getroffene het de naaste omgeving niet altijd even gemakkelijk maakt. (…) Trots, schaamte en vervreemding van anderen staan menigmaal het simpel accepteren van hulp in de weg, terwijl men inwendig schreeuwt om steun.” (p. 91) “Het komt er dus op aan om ruimte te geven en zo uitnodigend te zijn. De kunst is hierbij is niet alleen de goede toon te raken, maar ook het goede moment te kiezen. (…) Een veel voorkomend misverstand is de gedachte dat het na een paar dagen wel weer over moet zijn. Men vraagt er dan niet meer naar. Echter, als een getraumatiseerde leerkracht de subtiele signalen van zijn omgeving opvangt en er niet meer over durft te beginnen, bestaat het risico dat hij alsnog in een isolement geraakt.” (p. 91)

Nazorg
In twee lijstjes vatten de auteurs samen wat je na een traumatische gebeurtenis best wel en – even belangrijk – best niet doet. Je kan deze lijstjes ook terugvinden op de website van de auteurs: https://www.traumaopvang.com/ – onder de rubriek “posters”.

Een apart hoofdstuk is gewijd aan de nazorg binnen de onderwijsinstelling. Als u als directeur weinig leest in dit boek, lees dan in elk geval deze 16 bladzijden. U kan er een draaiboek mee uitschrijven voor het geval er zich bij u op school een geweldconflict voordoet. Veel is ook bruikbaar als uw leerlingen geconfronteerd werden met geweld. De nazorg vertrekt van vier primaire behoeftes van een slachtoffer: (1) erkenning van het slachtofferschap, (2) compassie, (3) informatie en (4) een luisterend oor.

Zoals de slachtoffers van een natuurramp verwachten dat koning en eerste minister de plaats van de ramp bezoeken, zo verwacht een slachtoffer van geweld dat u als directeur aandacht heeft voor hem. Het is de erkenning van het slachtofferschap. “In eerste instantie hoort dan ook de vraag niet aan de orde te zijn of de leraar zelf mogelijk schuld had aan het incident dan wel het had kunnen voorkomen.” (p. 96) Hoe ernstiger het incident, hoe krachtiger uw erkenning moet zijn (bijvoorbeeld bezoek aan huis, meerdere telefoontjes, …). Bovendien: “Erkenning van het slachtofferschap houdt ook in dat de leiding alles in het werk stelt om een herhaling van het incident te voorkomen.” (p. 96)

De auteurs gebruiken met opzet het woord “compassie” omdat ze precies geen ‘medelijden’ aanraden, want “dat is juist iets wat slachtoffers niet willen” (p. 96). Om aan te tonen wat ze bedoelen, vertalen ze naar het Duitse ‘Mitgefühl’: “Een psycholoog of psychiater kan u deze compassie niet bieden omdat hij u niet kent en omdat hij van nature een zekere distantie bewaart.” (p. 96) Imiteer uw burgemeester niet en stuur geen team experten naar de getroffene. De auteurs verwijzen ter vergelijking naar een onderzoek in Nederland dat aantoont dat slechts 11 % van de leerlingen die slachtoffer zijn van ongewenst seksueel gedrag naar de mentor of vertrouwenspersoon op school stappen: die drempel is te hoog. Vaak komen slachtoffers er sneller bovenop zonder die professioneel hulp dan mét. Organiseer dus collegiale opvang op school.

Preventie
Als directeur moet u weten “dat het slachtoffer er grote behoefte aan heeft om te horen hoe het na het incident verder ging.” (p. 98) Is de leerling op het matje geroepen of geschorst? Werd contact genomen met de ouders? Kwam de politie eraan te pas? Werden er preventiemaatregelen genomen? Daarnaast heeft het slachtoffer ook behoefte aan informatie over wat er lichamelijk en psychisch met hem aan de hand is – zodat hij zich niet gaat afvragen of hij wel normaal is, of hij weer de oude wordt. De lectuur van dit boek kan daarbij helpen. U vindt ook de ingekorte tekst van een brochure – zoals u er zelf een kan uitwerken – op de website van GGZ-Drenthe.

De schoolleiding, zo stellen de auteurs, hebben de verantwoordelijkheid om te zorgen voor een goede opvang. Dat houdt ook in dat zij ervoor zorgt dat de getroffene een luisterend oor heeft – en dat dit over een langere periode aanwezig is: “Slachtoffers van werkgerelateerde psychotrauma’s hebben vaak als klacht dat collega’s en leiding vaak goed steunen gedurende de eerste periode na het incident, maar dat de belangstelling en steun daarna snel wegebt. Na een paar dagen ‘moet het over zijn’ en praat men er niet meer over. Voor het slachtoffer breekt dan vaak de moeilijkste tijd aan: hij voelt zich helemaal alleen staan.” (p. 100) De directeur wordt dan ook geadviseerd één of twee personeelsleden aan te duiden die verantwoordelijk zijn voor de opvang. Bij voorkeur volgen die personen een korte cursus rond traumaopvang. Da auteurs omschrijven ook hoe deze personen worden geselecteerd en welke hun rol is.

“In het kader van nazorg is ook van belang dat scholen werk maken van het voorkomen van incidenten. Als het management wel goede opvang regelt en niets doet aan preventie voelt het slachtoffer zich nog niet serieus genomen. ‘De schoolleiding vindt kennelijk dat we morgen weer slachtoffer mogen worden.'” (p. 109).

Lesje Geleerd? Indringende ervaringsverhalen van leraren
Huub Buijssen en Mathilde Bos. – ‘s-Gravenhage: Elsevier bedrijfsinformatie, 2002. – 125 p.
ISBN 90 5749 963 0
25 euro

Familieleden gestrafte leerling mishandelen docent basisschool

Van onze verslaggeefster, Amsterdam

Op een openbare basisschool in Amsterdam-Noord is donderdagmiddag een leerkracht mishandeld. Vier familieleden van een meisje dat moest nablijven, hebben de man tot bloedens toe geslagen. Dat heeft de politie vrijdag bekendgemaakt.

De familieleden van het 12-jarige meisje, twee vrouwen van 21 en 39 jaar en twee mannen van 21 en 22 jaar, kwamen verhaal halen bij de leraar over de reden dat het meisje moest nablijven, aldus de politie. Na een woordenwisseling werd de leraar door een aantal van hen geslagen. De politie wil niet zeggen op welke basisschool de aanvaring plaatshad. Zij benadrukt dat het een incident betreft. De 46- jarige docent is voor de verwondingen aan zijn gezicht behandeld door een arts. Hij heeft aangifte gedaan van mishandeling. Tijdens de vechtpartij sneuvelde ook een ruit. Het meisje en de vier familieleden zijn donderdag aangehouden en zaten tot vrijdag vast op een politiebureau. Vrijdagavond werden vier van hen naar huis gestuurd. De 21-jarige man blijft in hechtenis tot hij, waarschijnlijk maandag zal worden voorgeleid. De twee vrouwen en het meisje hebben een dagvaarding gekregen. Alle vier worden verdacht van mishandeling, openlijke geweldpleging en bedreiging. Tegen de man van 22 jaar bestaat geen verdenking meer. Een school waar zich een dergelijk incident heeft voorgedaan, doet er goed aan om dit niet te verhullen, vindt de psycholoog Huub Buijssen. Hij schreef samen met Mathilda Bos het boekje Lesje Geleerd?, een handleiding voor scholen over omgang met geweld tegen leerkrachten. Buijssen noemt het verstandig als de betreffende school het gebeurde meteen bekendmaakt. ‘Anders gaan geruchten de ronde doen en ontstaat vaak een erg negatief beeld.’

De schooldirectie doet er volgens Buijssen het beste aan om duidelijkheid te verschaffen. ‘Op die manier laat de leiding van een school zien dat ze de controle heeft. Bovendien moet zij zeer strenge maatregelen verbinden aan agressie tegen leerkrachten.’ Scholen moeten een duidelijk signaal afgeven en laten zien dat vormen van geweld niet worden getolereerd. Scholen moeten daarbij niet te bang zijn dat hun goede naam wordt aangetast, zegt Buijssen.

 

‘Geweld tegen leraren neemt niet toe’

Volgens deskundigen worden incidenten laatste jaren wel extremer

Komt agressie tegen leraren vaker voor? Nee, zeggen onderzoekers, maar de incidenten worden wel harder. Alle aandacht van overheid en hulpverleners ten spijt. ,,Kinderen zien het op tv.”

Door onze redactie onderwijs

ROTTERDAM, 14 JAN. Een vijftienjarige vmbo-leerling van de Aloysiusschool uit Hilversum stopt in 2002 xtc-pillen in de thee van een lerares. 24 leerlingen zien de vrouw onwel worden, maar doen niets. Ze overleeft, maar moet maanden thuis herstellen.
Het incident is, net als de dodelijke schietpartij van gisteren in Den Haag, een uitwas. Tragisch weliswaar, maar excessief geweld tegen leraren is volgens onderzoekers zeker niet aan de orde van de dag. ,,Sinds 1990 is het aantal geweldsdelicten redelijk stabiel”, zegt psycholoog Huub Buijssen. Hij schreef met Mathilde Bos in 2002 het boekje Lesje geleerd?, een handleiding voor scholen om te leren omgaan met geweld. De meeste leraren zelf zeggen volgens een enquête van de Algemene Onderwijsbond dat het geweld op school niet erger is dan enkele jaren geleden.

Hoe groot is het probleem dan wel?

Twee jaar geleden hield de KPC Groep een enquête onder leraren naar agressie. Meer dan de helft van de ondervraagden (53 procent) kreeg in één jaar tijd te maken met agressie van ouders, leerlingen of collega’s. Tweederde van deze groep werd in de gangen van de school lastiggevallen, 5 procent zelfs thuis.

In veruit de meeste gevallen gaat het niet om fysiek geweld. Van alle leraren is 39 procent in één jaar uitgescholden door een leerling, 3,2 procent zegt seksueel geïntimideerd te zijn en 1,5 procent is geschopt of geslagen door een leerling. Eenderde van de leraren zegt geestelijk gekwetst te zijn door ouders.

,,Van een algemene verharding kun je niet spreken”, zegt onderzoeker Henk Kleijer van het instituut voor maatschappijwetenschappen SISWO van de Universiteit van Amsterdam. ,,Daar wijzen de cijfers niet op.” Maar, zegt hij, het aantal extreme voorvallen op school lijkt wél toe te nemen. Met name op grote scholen met veel allochtone achterstandsleerlingen doen zich steeds meer excessieve geweldsdelicten voor. Kleijer: ,,De drempel naar extreem geweld is minder hoog dan vroeger. Kinderen zien het vaker om zich heen, in hun eigen omgeving en op televisie.”

Kennelijk, zegt onderzoeker Ton Mooij van het Instituut voor Toegepaste Sociale Wetenschappen (ITS), kunnen overheid en hulpverleners deze tendens niet keren. ,,Zij maken steeds meer werk van de aanpak van geweld op school.” Mooij concludeerde in 2001 dat overheidsmaatregelen het aantal geweldsdelicten op school niet hebben kunnen tegengaan, maar dat het aantal geweldsdelicten op ongeveer hetzelfde peil blijft.

Toenmalig staatssecretaris Netelenbos begon medio jaren negentig met het project De veilige school, waarin zij de scholen aanspoorde om meer werk van veiligheid te maken. De Tweede Kamer komt ook regelmatig met voorstellen om geweld op school tegen te gaan, variërend van het invoeren van detectiepoortjes tot het het vak normen en waarden. Maar het blijven vaak papieren plannen, zegt Mooij.

Sommige maatregelen om geweld tegen te gaan, zegt Mooij, zijn relatief makkelijk in te voeren, maar komen maar zelden van de grond. Al zijn excessen natuurlijk niet te voorkomen. ,,Neem bijvoorbeeld de eerste schoolweken. Een school moet proberen om meteen duidelijk te maken wat de regels zijn en in het begin strak bijhouden of de leerlingen zich daar aan houden. Wat je nu vaak ziet is dat leerlingen na een week of zes zelf het heft in handen nemen. De school kan dan alleen nog maar reageren.”

Een groot probleem is het taboe dat nog steeds op het onderwerp rust, zegt oud-rector en directeur Dick de Wolff van de Educatieve Faculteit Amsterdam. Hij biedt op zijn school sinds dit jaar de module Omgaan met agressie aan, om studenten voor te bereiden op de taaie schoolpraktijk. ,,Een school die te maken krijgt met agressie voelt zich kwetsbaar tegenover ouders en leerlingen. Juist omdat de meeste gevallen onbesproken blijven, neemt het gevoel van onveiligheid toe.”

Bovendien, zegt hij, is er steeds minder geld beschikbaar voor kleinschalige projecten om probleemleerlingen goed op te vangen. Toen hij nog rector was van een middelbare school in Almere, kwamen de scholen in die stad vaak bij elkaar om oplossingen te bedenken voor deze scholieren. ,,We bekeken per leerling of hij niet beter naar een andere school geplaatst kon worden. Juist voor dit soort projecten is tegenwoordig geen geld meer.”

Psycholoog Buijssen denkt dat ook basisscholen meer betrokken moeten worden bij de preventie van agressie op school. ,,In de Verenigde Staten hebben veel scholen sinds enkele jaren lesprogramma’s ingevoerd waarin kinderen op jonge leeftijd leren conflicten op te lossen zonder geweld. In Nederland komt dat nog niet veel voor. Juist in die leeftijd kunnen ze nog leren dat ze er niet meteen op los moeten slaan als ze kritiek krijgen.”