Tweede Nursing event 2004 een succes Nursing, januari, 2005

Educatie maakt enthousiast

door Margot Hamel

Zes congressen, 170 workshops, tachtig exposanten, een collegeserie verplegingswetenschappen, een markt van patiëntenverenigingen en een praktijkschool voor verpleegkundige vaardigheden. De 2500 bezoekers van het Nursing Event 2004 konden kiezen uit een ruim aanbod van verpleegkundige vakinformatie. Zowel voor het opfrissen van de basiskennis als voor verdieping. Nursing vroeg workshopbezoekers naar hun ervaringen.

De zeven gouden stappen van effectieve gesprekken
Spreker: Huub Buijssen, klinisch psycholoog, auteur en eigenaar Buijssen training en Educatie.

‘Advies geven als hulpverlener raad ik af’
De zeven gouden stappen voor effectieve gesprekken, zijn te gebruiken voor coaching, conflicthantering en supervisie, maar ook voor gesprekken met patiënten. De essentie van deze methode is dat je iemand in zeven stappen naar een door hemzelf bedachte en uitvoerbare oplossing leidt. Om dit concreet te maken, krijgen de deelnemers aan de drukbezochte workshop een casus op schoot van de 53 jarige Annelies Weehuize. Zij kan niet loskomen van haar dementerende moeder en merkt dat zij steeds verder verwijderd raakt van haar man. Huub Buijssen vraagt: ‘Hoe begin je het gesprek?’ Allerlei antwoorden vliegen door de zaal. Zo zou iemand voorstellen beetje bij beetje minder langs te gaan bij moeder. Huub vindt alle antwoorden interessant, maar geeft aan dat het de voorkeur heeft geen adviezen moeten geven. En hulpverleners willen dat juist zo graag! En deze gespreksmethode start er mee om primair het verhaal van de ander door zijn ogen trachten te zien. Via verschillende stappen bepaalt de ander zelf zijn favoriete oplossing, en in stap 7 evalueer je samen hoe het is gegaan. Blijft het nog vaag? Volgend jaar verschijnt een boekje over dit onderwerp van Huub’s hand.

 

We moeten de menselijke veerkracht niet onderschatten NRC, 18 november 2005

Door Derk Walters

ROTTERDAM, 17 NOV. Diverse Tweede-Kamerleden buitelden vorige week donderdag over elkaar heen van verontwaardiging. Slachtoffers van de Schiphol-brand krijgen niet de psychologische hulp waar ze om hebben gevraagd, zei bijvoorbeeld Kamerlid Vos (GroenLinks). Haar collega’s Straub (PvdA) en De Wit (SP) uitten zich in soortgelijke bewoordingen. Minister Donner (Justitie, CDA) wees de kritiek van de hand. Hij verwees naar de traumapsycholoog van de detentieboten, die had gesteld dat directe psychologische hulp ,,probleembevestigend” zou werken.

Deskundigen zijn desgevraagd verdeeld over de kwaliteit van de opvang van slachtoffers van de brand in het detentiecentrum. Zijn de slachtoffers gebaat bij snelle psychologische hulp? Moeten er direct mensen klaarstaan om over de gebeurtenissen te praten? Of moeten de overlevenden eerst een tijdje met rust worden gelaten?
Over één ding zijn de meeste deskundigen het wel eens: de specifieke omstandigheden van de Schiphol-brand. Mensen zaten opgesloten tijdens de brand, werden vervolgens weer opgesloten en worden nu eventueel uitgezet. De slachtoffers verkeren in een situatie van zeer zware stress, zegt hersenonderzoeker F. Lopes da Silva, emeritus hoogleraar neurowetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam. ,,Dat heeft niet alleen invloed op de hersenactiviteit tijdens die gebeurtenissen, maar ook daarna.”

Volgens Lopes da Silva is ,,onmiddellijke psychologische en psychiatrische behandeling” van het grootste belang om blijvende psychische schade te voorkomen. Daarmee keert hij zich tegen de nazorg die aan de slachtoffers van de Schiphol-brand is gegeven. Maar de opvang van de slachtoffers oogst ook bijval onder deskundigen. ,,Het is beter om een paar weken te wachten met psychotherapie”, zegt bijzonder hoogleraar psychotraumatologie R. Kleber van de Universiteit Utrecht. ,,Er moet vooral praktische hulp klaarstaan. Als slachtoffers over de gebeurtenissen willen praten, moet dat van henzelf komen.”

Psychotraumatoloog C. Mittendorff vindt dat slachtoffers beter door hun eigen sociale omgeving dan door deskundigen kunnen worden opgevangen. Hij steunt daarom de hervatting van de terugkeer van de slachtoffers door minister Verdonk (Vreemdelingenzaken en Integratie, VVD): in hun land van herkomst zouden ze beter op verhaal kunnen komen dan in Nederland. Volgens Lopes da Silva is dat zeer onverantwoord. ,,Pas als de behandeling succesvol is afgerond, zou je deze mensen op het vliegtuig kunnen zetten.”
Psychische schade te zien is op hersenscans, zegt Lopes da Silva. ,,Stresssituaties gaan samen met op scans waarneembare veranderingen in de hersenen. Bepaalde gebieden in de hersenen zijn betrokken bij emotionele schade.” Volgens de hersenonderzoeker kunnen hersenscans vooral nuttig zijn bij de keuze van een behandelstrategie.

Lopes da Silva vindt het opnieuw opsluiten van brandslachtoffers al een hard gelag. ,,Brand veroorzaakt op zichzelf al hevige stress. Normaal kunnen slachtoffers dat in een veilige omgeving verwerken, met familie en vrienden om hen heen. Deze mensen zitten ook nog eens niet in hun eigen omgeving.”
Een hele therapie, zoals Lopes da Silva voor de slachtoffers voor ogen heeft, vindt weinig bijval bij andere deskundigen. ,,Eén gesprek is voor de meesten genoeg”, zegt Mittendorff, die vindt dat de ernst van de situatie van persoon tot persoon verschilt. ,,De belangrijkste vraag is of mensen gevaar hebben ervaren. Zo niet, dan kunnen ze snel weer naar huis.”

Traumadeskundige H. Buijssen vindt ,,praten met familie” belangrijker dan psychische hulp. ,,Het is goed als er deskundigen op de achtergrond klaarstaan, maar je moet mensen niet bombarderen met vragen.” Buijssen onderscheidt zes behoeften van slachtoffers na een ernstige gebeurtenis: veiligheid en praktische steun, erkenning van het slachtofferschap, compassie, een luisterend oor (voor wie kan en wil praten), informatie over de gebeurtenissen en hoop, in die volgorde.

Directe psychische hulp is uitgebleven, maar het is nog niet duidelijk hoe de opvang van de brandslachtoffers verder is verlopen. Advocaten van slachtoffers deden hun beklag over de in hun ogen gebrekkige nazorg, waar minister Donner melding maakte van tevredenheid onder de slachtoffers die hij had gesproken. Voor de traumadeskundigen is het reden om nog even te wachten met hun oordeel over de kwaliteit van de nazorg, totdat uit onderzoek blijkt wat zich precies heeft afgespeeld.

Wel klagen Mittendorff en Kleber over de termen die in de discussie over de nazorg worden gebruikt. Zowel minister Donner als de advocaten van de slachtoffers spraken van ‘getraumatiseerde’ gedetineerden. Ook Lopes da Silva en Buijssen gebruiken ‘trauma’ als situatie die zich onmiddellijk na een schokkende gebeurtenis voordoet. Bijzonder onterecht, vindt Mittendorff. ,,De kern van een trauma is het niet kunnen verwerken van een gebeurtenis. Om die reden kan een eventueel trauma pas na enkele weken worden vastgesteld.” Volgens Kleber wordt de term trauma in de wetenschappelijke literatuur gereserveerd voor ,,oorlogen, grote rampen en geweld”.
Ook de diagnose van een posttraumatische stressstoornis (PTSS) wordt te vaak en te snel gesteld, aldus de traumatologen. Die aandoening treedt pas op als er ook na langere tijd geen enkele verwerking optreedt. Hooguit tien procent van de slachtoffers van ernstige gebeurtenissen krijgt met de stoornis te maken. ,,De term PTSS kan beter worden vermeden”, zeggen Mittendorff en Buijssen. Zij spreken liever van ‘verwerkingsstoornis’.
Het woord trauma, zegt Kleber, is een eigen leven gaan leiden. ,,Men zegt dat we in Nederland een traumacultuur hebben, maar ik noem het een slachtoffercultuur. Mensen worden te snel in een slachtofferrol gedrukt. Maar we moeten de menselijke veerkracht niet onderschatten.”

 

Dit doodvonnis gun ik iedereen De Telegraaf 27 september 2007

 

Huub Buijssen analyseert nu zijn eigen gevoelens en concludeert dat die anderhalve week hem tot een rijk man heeft gemaakt: “Dit is de beste ervaring van mijn leven. En al klinkt het raar, ik gun het eigenlijk iedereen. Ik ben een herboren mens.”

 

 

door MARIE-THÉRÈSE ROOSENDAAL en RENÉ STEENHORST
TILBURG, zaterdag

Die blije lach zit om zijn mondhoeken gebeiteld, Huub Buijssen (54) is een herboren man. Op woensdag 12 september kreeg hij te horen dat hij pancreaskanker had, op donderdag de 20ste bleek dat er niets aan de hand was. Anderhalve lange week keek hij de dood recht in de ogen. “De rijkste ervaring van mijn leven”, vindt de Tilburgse psycholoog.

Huub Buijssen komt al jaren met regelmaat voorbij in onze kolommen, desgevraagd duidt hij dan helder en beeldend het een en ander op psychologisch gebied. En juist deze bevlogen vakidioot maakte een zwieper van jewelste in een emotionele achtbaan.

“Die woensdag kwam mijn nieuwe boek uit, De beleving van dementie. Normaal altijd een feestje, al is het mijn 36ste al.” Die dag kreeg hij echter zijn doodsvonnis. Voor de zomervakantie voelde hij zich al niet best: “Ik verloor gewicht, had pijn, was moe. Die klachten schreef ik toe aan het prikkelbare darmsyndroom waar ik al jaren last van heb. Mijn huisarts weet het ook daaraan. In augustus merkte ik dat ik nog meer kilo’s kwijt was. Ik dacht aan pancreaskanker, maar de huisarts zei dat het dat niet kon: mijn oogwit was niet geel en ik had geen rugpijn. Een eerste darmonderzoek liet een allerminst alarmerend poliepje zien.”

Op zondag 9 september kreeg hij ook nog diarree. “Dinsdag kon ik pas naar de huisarts, een vervanger. Die dacht aan een aneurisma en er werd een echo gemaakt. De radioloog gaf me de uitslag niet, hij zei: ‘ik zal de huisarts bellen, zodat jullie een plan van aanpak kunnen bespreken’. Mijn vermoeden dat er iets mis was werd door deze woorden bevestigd. De huisarts meldde dat het er niet goed uitzag, dat ik pancreaskanker had. Ik beken eerlijk dat ik niet meer weet of hij zei dat ik het had of dat er een verdenking was. Dat laatste las ik de dag erna – mijn Latijn is goed – wel op het verwijsbriefje: verdenking van pancreaskanker.”

Voor Huub Buijssen verging ondertussen zijn wereld: “Op internet zag ik dat dit de meest dodelijke vorm van kanker is. Na de diagnose is de levensverwachting nog maar een paar maanden. In 85% van de gevallen is het op het moment van constateren al uitgezaaid en is er niets meer aan te doen. En omdat ik de diagnose zelf al een maand eerder had gesteld, dacht ik… Als het niet was uitgezaaid zou een operatie de enige redding kunnen zijn, een superzware operatie waarbij 15% overlijdt. Van de geopereerden is na vijf jaar nog maar één op de tien in leven.”

“Op die ene procent overlevingskans vestigde ik al mijn hoop. De chirurg waar de huisarts me meteen naar had verwezen, verteld me dat ik in goede conditie moest zijn voor een eventuele operatie en dus ging ik drie keer per dag wandelen en at ik ondanks dat ik geen eetlust had. Ik was jaloers op iedereen met een dikke buik. Die maandag had ik een gesprek met de maag-lever-darm-arts die een mri-scan en een bloedonderzoek regelde. De huisarts zocht me thuis op, voor mij het signaal dat het er echt slecht voor stond. Toen ik die donderdag voor de uitslag -wel uitzaaiingen of niet – naar het ziekenhuis ging, hoorde ik in gedachten de doodsklokken al luiden.”

“‘Geen spoortje van kanker’, zei de arts. ‘Een echo zegt niet alles en is wel eens grof’. Die man heeft een halfuur nodig gehad om mij ervan te overtuigen dat er echt niets ernstigs aan de hand is…” Onnodig zijn geluk te schetsen: “Had ik al die hele week geen oog dicht gedaan omdat dat zo zonde van de tijd was, die nacht kon ik van blijdschap niet slapen. Ik ben opnieuw geboren, als volwassen mens.”

De psycholoog Buijssen analyseert zijn gevoelens: “Anderhalve week ben ik bezig geweest met afscheid nemen. De dood joeg me eerder altijd schrik aan, nu was ik er niet bang voor. Wel vreesde ik de pijn. Het ergste vond ik dat ik mijn kinderen, Huib van 13 jaar en Ilana van 10, niet zou zien opgroeien. Dat ik hun examens, huwelijken en de geboorte van hun kinderen niet zou meemaken. Als ze naar me zwaaiden als ze naar school vertrokken, schoot ik al vol. Ik heb het hen wel verteld, voor kinderen houd je niks verborgen. Ze hadden al gemerkt dat papa geen grapjes meer maakte. Kinderen zijn flexibel, de dag erna zijn ze al weer aan het buitenspelen en aan het zingen.”

“Ik moest het mijn moeder, broers en zussen, vrienden en collega’s vertellen. Iedereen wilde bij langskomen, maar dat hield ik af. Heel ambivalent, ik wist dat ik hun steun meer dan ooit nodig had, maar toch ik sloot me af. Bovendien had ik weinig tijd en moest veel regelen. Ik wilde alles goed achterlaten en ben naar een notaris gegaan voor een testament.”  

Buijssen kan er nu om lachen: “De notaris vroeg hoe lang ik nog had, voor die beroepsgroep de normaalste vraag van de wereld. Ik wist dat die tijd kort kon zijn. Nee, de uitvaart had ik nog niet geregeld, ik zag de stoet nog niet voor me…, ik dacht al wel na over de muziek bij de mis en ik besloot dat ik begraven wilde worden in mijn Limburgse geboortedorp Hegelsom (gemeente Horst aan de Maas) waar ook mijn vader ligt. Goed, ik liep mijn archief door, ruimde mijn werkkamer en pc op, belde mijn uitgever hoe de drie boeken die ik al grotendeels af had postuum uitgegeven moesten. Alle trainingen (in trauma-opvang en agressie red.) en lezingen die in mijn agenda stonden heb ik afgezegd, na een operatie zou ik immers moeten herstellen. Tot januari ben ik nu werkloos…”

Filosoferend: “Merkwaardig hoe stabiel geluk is. Na vijf, zes huilerige dagen voelde ik me toch weer aardig mezelf en kreeg ik weer zin in het leven.”

Veel mensen vragen het hem: “Boos om die eerste diagnose? Nee, er is geen fout gemaakt, dat wil ik benadrukken. Maar dit is de rijkste ervaring van mijn leven, zo heb ik ook meteen de maag darm en leverarts laten weten, toen hij me het goede nieuws bracht. Eigenlijk gun ik het iedereen, al klinkt dat raar. Ik heb er zo veel van geleerd. Het enige dat blijft is wat je weggeeft, werd er in de film Babettes Feest gezegd. En dat is zo. Als je het moeilijk hebt, krijg je terug wat je eerder gaf. En ook: waar je niet gaf, krijg je ook niet”

“Sommige mensen hadden het er moeilijk mee dat ik me niet verzette tegen de reële optie dat ik ging sterven. Hen ontnam ik zo ook de hoop. Kennelijk ben ik iemand die zich snel in het onvermijdelijke schikt. Gek hè, ik schaam me nu dat ik iedereen moet bellen dat het goed met me gaat.”

Een zondagskind noemt hij zichzelf: “Ik heb een tweede leven cadeau gekregen. Jazeker, ik blijf psycholoog. Al een paar jaar al heb ik het gevoel gehad dat ik eigenlijk met pensioen ben en dat dit mijn hobby is. Alleen ga ik minder tijd aan regeldingen besteden, daaraan heb ik een hekel. Ik weet nu hoe kostbaar tijd is. Er ligt nog een boek dat ik af wil maken.” Niet gespeend van ironie: “Over succesvol ouder worden. Zonder garantie voor een eeuwig leven, hoor!”

“Spijt van wat ik heb gedaan of gelaten? Zover was ik nog net niet, die vragen had ik even geparkeerd. Wel heb ik meteen stilgestaan bij de vraag wie ik heb gegriefd of gekwetst, of ik om vergeving moest vragen. Ik wilde niet dat mensen met wrok aan me zouden terugdenken.”

“Ik heb ervaren dat bewust afscheid nemen belangrijk is. Dingen afronden, zeggen wat mensen voor me hebben betekend. Als je wordt overvallen door de dood, een fataal auto-ongeluk of hartaanval, of als je dement overlijdt, is dat niet mogelijk. Dan is, al mag ik dat misschien niet zo stellen, kanker voor mij althans geen slechte optie.” Nadenkend: ” Maar stel dat ik over 40 jaar ongeneeslijk ziek word. Maar ik weet niet of het sterven dan makkelijker zal zijn. Als je oud bent heb je minder mensen om je heen en ga je eenzamer dood. Zo zie je dat alles twee kanten heeft. In mijn nieuwe dementieboek staat voorin als motto een zinsnede van de streekromanschrijfster G van Maanen Pieters waar ik de afgelopen dagen ook veel aan moest denken: Ze beseft nu dat verdriet om aantasting van de allerpersoonlijkste dingen, zoals gezondheid en verbondenheid, volstrekt niet lichter te dragen valt naarmate men een groter deel van zijn bestaan achter zich heeft gelaten. Of men achtentwintig, achtenveertig, achtenzestig of zelfs achtentachtig jaren leeft, het hart is altijd jong en kan altijd bloeden.”

Wat hij nu wel mankeert weet Buijssen overigens nog niet. Een fijn lachje: “Als psycholoog ken ik de kracht van de geest wel, mijn achtergrond maakt me niet immuun voor hypochondrie. Mijn broer, de meest briljante man die ik ken, heeft wel een verklaring voor mijn klachten. Vanwege die prikkelbare darm werk ik normaal niet ‘s avonds en op feestjes ben ik altijd voor elven weg, anders speelt die darm geheid op. Maar in het maken van dit boek, De beleving van dementie.Een eenvoudige gids voor naasten, had ik zo’n schik dat ik avond aan avond tot laat doorwerkte. Mijn broer zegt dat de computer bepaalt met welke snelheid je leeft en niet jijzelf. Dat is slecht voor je nachtrust, jouw toch al gevoelige darmen krijgen door het gebrek aan rust een opdonder, en daardoor neemt het hongergevoel af, eet je minder, val je af, krijg je last van je een drukkend gevoel in je darmen, mogelijk zelfs pijn… Ik geloof hier wel in.” Peinzend: “Het kán, dat ik een andere vorm van kanker zou hebben. Dan nadert het einde in elk geval langzamer. En ik ben blij met elke gewonnen dag.”

Huub Buijssen. De beleving van dementie. Een eenvoudige gids voor naasten van dementerenden. Spectrum, €14,95

 

 

 

Een goede relatie is te voorspellen De Telegraaf 16 februari 2009

 

Jolanda Jansen

TILBURG – Vlinders in de buik gekregen op Valentijnsdag? Maar hoe weet je nou of hij de ware is? Volgens klinisch psycholoog Huub Buijssen uit Tilburg zijn er acht punten aan de hand waarvan je kan voorspellen of de relatie een lang leven is beschoren.

„Het klinkt allemaal heel logisch, en het is ook allemaal bekend, maar ze zijn nog niet eerder op een rijtje gezet”, zegt Buijssen. Hij waarschuwt: „Geen enkele relatie zal op alle acht hoog scoren. En ook al scoor je hoog, je moet er nog steeds wat voor doen. Liefde is een werkwoord. En als je op alle acht negatief scoort, kan je nog steeds een goede relatie hebben. Maar de kans is een stuk kleiner.”

Op nummer één zet hij levenslust. „Heeft hij genoeg aan zichzelf en is hij met zichzelf gelukkig? Gaat hij ergens voor?” verklaart Buijssen. „Als de kachel van de ander brandt, kun je je hieraan warmen. Als er maar een zacht vlammetje in brandt, dan zal je er op dagen dat je het koud hebt weinig warmte van mogen verwachten. Als je partner levenslust heeft, slaat dat op je over, net zoals je somber wordt als híj somber is.

Als tweede is het van belang hoe gelukkig het huwelijk van de ouders van je toekomstige partner was. „Als je partner van hen heeft geleerd hoe hij iemand kan steunen, problemen kan oplossen en liefhebben, is hij beter voorbereid. Als hij geborgenheid, veiligheid en liefde heeft gehad, kan hij dat later zelf ook beter geven”, aldus Buijssen.

Ten derde moet je kijken naar hoeveel je toekomstige partner van zijn eigen ouders hield, en dan met name die van het andere geslacht. Buijssen: „Hoeveel hield het vriendje dat je op het oog hebt van zijn moeder? Dat draagt hij over op zijn relatie met jou. Als dat botste en knetterde, is de kans dat hij dat met jou herhaalt, groot.”

Ten vierde: kan je letterlijk en figuurlijk naar hem opkijken? „Vrouwen vinden het prettig als hij groter is en als ze trots op hem kunnen zijn. Een opleiding of carrière op minimaal hetzelfde niveau, die van hem liefst iets beter. Mannen hebben graag dat een vrouw hen bewondert en hij houdt van applaus. Als de vrouw heel succesvol is, is het vaak moeilijk de relatie in stand te houden”, aldus Buijssen. ‘De kans dat Jan Smit en zijn eveneens succesvolle Yolanthe uit elkaar gaan is, daarom veel groter dan dat Frans Bauer en zijn vrouw Mariskan gaan scheiden.’

Daarop sluit vijf aan: dat je ongeveer dezelfde culturele achtergrond hebt. Buijssen: „Generatie op generatie worden normen en waarden overgedragen.”

Ten zesde is het belangrijk of jullie qua karakter op elkaar lijken. „Vooral op het gebied van open staan voor ervaringen, zorgvuldigheid en geweten, vriendelijkheid en verdraagzaamheid”, aldus Buijssen. „Gelukkige stellen gaat trouwens ook écht op elkaar lijken, qua gezicht. Ze krijgen dezelfde mimiek en op den duur ook dezelfde lijnen in het gezicht.”

Als nummer zeven noemt Buijssen gedeelde interesses: „Je hoeft niet steeds hetzelfde te willen, maar er moeten raakvlakken zijn die beide boeien en bezig houden. Als je geen gemeenschappelijke gespreksstof hebt, droogt het op.”

En tot slot staat de mate waarin de toekomstige partner psychisch gezond is. Buijssen: „Een op de drie mensen heeft een psychische aandoening, van een onschuldige angst voor de lift tot een drankprobleem. Met lichte gevallen valt te leven, maar de zwaardere leiden vaak tot een onevenwichtige, moeilijke relatie.’ Buijssen voegt er nog aan toe dat het so wie so erg belangrijk is dat je partner (en ook jijzelf) ook al gelukkig waren voordat deze trouwde. Ïk ken een Duits boek dat heet: “Wees gelukkig en het maakt niet uit met wie je trouwt.” Dit is meer dan waar.’

 

 

Verkeerscontroles en fikse boetes zijn heel nuttig

Wim Doesborgh

Sittard – Morgen is het wereldgezondheidsdag, helemaal in het teken van de verkeersveiligheid. Een mooie dag om de aandacht voor dit thema ook in Nederland een extra injectie te geven. Want, vindt de Limburgse psycholoog Huub Buijssen, we beseffen nog maar half hoe ernstig het is gesteld met de trauma’s van de tienduizenden slachtoffers die elk jaar vallen.

,,Bij de afslag gebeurde het. ‘Oei, een motorrijder’, hoorde ik mijn vrouw zeggen. Op hetzelfde moment voelden we een klap rechts tegen het voorwiel. Een man buitelde over de motorkap. Mijn voet drukte op de rem. De auto stopte. Als verlamd bleven in onze stoelen zitten. Oh, laat dit niet waar zijn!”

Helaas het was waar. De Limburgse koster en zijn vrouw die hun ongeluk vertellen in het nieuwe boek Na de klap moeten tot hun ellende vaststellen dat de motorrijder morsdood tegen de autodeur ligt; en de vrouw die bij hem achterop zat, tien meter verderop zwaargewond op de weg ligt. Een traumatische ervaring volgt: de koster en zijn vrouw komen maar moeilijk met het ongeval klaar.

Het is één van de trieste verhalen over verkeersongelukken die psycholoog Huub Buijssen en verpleegkundige/journaliste Suzanne Buis hebben opgetekend in hun nieuwe boek. Een boek dat morgen verschijnt op Wereldgezondheidsdag en dat de lauwe aandacht die er in ons land voor dit thema is, moet ombuigen. Verhalen van slachtoffers en veroorzakers van ongelukken die met enorme problemen komen te zitten. Plus analyses en eerste adviezen voor zelfhulp van de auteurs.

,,Het verbaast me dat een boek over dit thema, de trauma’s die mensen oplopen als gevolg van een verkeersongeluk, nog nooit in Nederland is geschreven”, zegt Buijssen. ,,En dat terwijl het verkeer voor mannen de belangrijkste oorzaak is van psychotrauma’s. Bij vrouwen is dit, na seksuele intimidatie, nummer twee op de lijst van trauma-oorzaken. Een kwart van de mensen die een verkeersongeluk hebben gehad, heeft ernstige problemen met de verwerking daarvan, 10 procent ontwikkelt een ernstige depressie, en één op de vijf krijgt na het ongeluk een zodanige fobie dat hij niet meer achter het stuur durft. Voor 90 procent van de zwaargewonde slachtoffers is ten minste drie jaar lang alle plezier uit hun leven verdwenen. Dat zijn enorme aantallen. Daar kunnen we niet schouderophalend aan voorbijgaan.”

Buijssen ergert zich groen en geel aan mensen die bij een verkeerscontrole worden aangehouden en dan tegen de agent zeggen: ‘Zeg, kunnen jullie niet beter boeven gaan vangen?’.

,,Een belachelijk verwijt. Nergens valt voor de politie zoveel ‘gezondheidswinst’ te boeken (zeg maar: minder doden en gewonden) als in het verkeer. Verkeerscontroles zorgen aantoonbaar voor zo’n 250 doden minder per jaar, dat is evenveel als het aantal moorden dat jaarlijks in Nederland wordt gepleegd. Bij dat laatste komt de politie met veel manschappen achteraf in actie. Controles zijn preventief, kosten veel minder inzet en leveren dus veel meer op. Bedenk trouwens dat ook iemand die ‘slechts’ een whiplash oploopt in het verkeer er meestal veel langer slecht aan toe is dan een burger die een keer op straat in elkaar wordt geslagen. Dat is ook erg, maar die zit niet jarenlang met de pijn.”

Behalve het belang van extra maatregelen (geen nachtritten in het weekeinde voor beginnende, jeugdige chauffeurs bijvoorbeeld) wil Buijssen vooral het belang van de verkeerscontroles benadrukken. Hij vindt dat niet alleen radarverklikkers moeten worden verboden, maar ook de mededelingen op radio en in kranten waar op verkeerscontroles wordt gewezen. Voor de oproep die bijvoorbeeld L1 Radio aan lezers doet om door te bellen als ze verkeerscontroles hebben gezien (om die dan als waarschuwing aan de luisteraars door te geven), heeft Buijssen geen goed woord over.

,,Dat helpt niet. Is zelfs schadelijk. Veel mensen hebben nu eenmaal een paar flinke boetes nodig om verkeersdiscipline te ontwikkelen. Dat geldt zeker voor de wegpiraten die de snelweg beschouwen als een racebaan. Als we deze gevaarlijke chauffeurs een filmpje laten zien met de desastreuze gevolgen van te hard rijden, maakt dat weinig indruk. Uit een recent onderzoek is gebleken, dat ze in de praktijk juist nog harder gaan rijden! Deze mensen leren alleen van forse boetes en van het tijdelijk intrekken van hun rijbewijs. Kijk trouwens maar naar België: daar wordt veel minder gecontroleerd dan bij ons – met als gevolg dat het aantal verkeersdoden per jaar twee keer zo hoog is als in Nederland.”

Behalve voor de gezondheid, becijfert Buijssen, is het ook voor de portemonnee van de Nederlandse samenleving gunstig als er meer maatregelen en controles zouden komen. ,,De medische en materiële kosten van verkeersongelukken kosten ons land elk jaar tien miljard euro per jaar. Een op de drie mensen in de WAO is een slachtoffer van een verkeersongeluk. Als je daarbij optelt dat behalve de slachtoffers ook alle nabestaanden, partners, collega’s en andere relaties direct of indirect de gevolgen ondervinden van een verkeersongeluk, kun je uitrekenen dat bijna iedereen in zijn leven minstens één keer de last daarvan ervaart. Ik begrijp dan ook niet goed dat de overheid nog altijd geen groot plan, een ‘deltaplan’, heeft opgesteld om aan deze schrijnende situatie iets te doen.”

Huub Buijssen en Suzanne Buis: Na de klap. Gids voor zelfhulp voor verkeersslachtoffers. Uitgeverij De Stiel, ISBN 9070415348, 160 pag. Prijs 14,95 euro.

 

‘Traumatische ervaringen kwellen verpleegkundige’ De Volkskrant, Zaterdag 30 september 1995

Hans van dam

Zorg voor mensen in crisissituaties is even boeiend als riskant. De uitdaging zit in het vinden van een weg uit de crisis, het risico in het maken van verkeerde keuzen of het overvallen worden door onverwachte gebeurtenissen die hulpverleners machteloos of gedesillusioneerd achterlaten. Deze schaduwkanten van de hulpverlening tekenen zich scherp af onder verpleegkundigen en verzorgenden. Hoe ingrijpend onverwachte gebeurtenissen kunnen zijn, blijkt in Traumatische ervaringen van verpleegkundigen – Als je beroep een nachtmerrie wordt, geschreven door Huub Buijssen, psycholoog en verbonden aan de Rümke Stichting in Den Dolder. Het idee voor dit boekje ontstond in juni 1992, tijdens een wereldcongres over traumatische gebeurtenissen. In de ruim vierhonderd voordrachten tijdens dit congres werd uitvoerig stilgestaan bij traumatische ervaringen van onder anderen brandweerlieden, politiemensen, treinmachinisten, reddingswerkers, militairen, maar niet bij die van verpleegkundigen en verzorgenden. Terwijl de confrontatie met menselijk leed en dood onder die beroepsbeoefenaars toch ook niet gering is, stelt Buijssen terecht vast. Het verzamelen van voorbeelden uit de verpleegkundige praktijk viel niet mee. Angst voor repressie van leidinggevenden en schaamte over eigen emoties bleken de belangrijkste obstakels. Uiteindelijk kon Buijssen toch enkele tot de verbeelding sprekende voorbeelden aanbieden: de onverwachte dood van iemand, een aanranding in de kelder van een verpleeghuis, een zeer gewelddadige aanval van een psychotische patiënt, vier confrontaties met suïcide binnen anderhalf jaar, de geboorte van een kind zonder hoofdje. Bij sommige verpleegkundigen zijn de gevolgen van een ervaring zo ingrijpend dat van een psychotrauma moet worden gesproken, met alle gevolgen op korte en langere termijn van dien. Hoe hard de klap aankomt, is steeds een ingewikkeld samenspel van toevallige omstandigheden, de aard van de gebeurtenissen, iemands persoonlijkheid en de opvang. Helder inventariseert Buijssen kwetsbaarheids- en beschermingsfactoren, afzonderlijk en in hun verbindingen. Vervolgens schetst hij uitvoerig de mogelijkheden voor zelfhulp en opvang. De basis van hulp is de erkenning van psychotraumatische ervaringen – een erkenning die zeker nog geen gemeengoed is. De aanpak verschilt volgens Buijssen in essentie niet van die bij frontsoldaten: veel (laten) praten over het gebeurde en snel het contact herstellen met de eigen mensen, de gevechtsgroep; in de zorgverlening betreft dit de collega’s. De aanpak vraagt een breed gedragen erkenning van de problemen, zowel onder directe collega’s als onder leidinggevenden, en een organisatorische infrastructuur die een adequate opvang mogelijk maakt, met vertrouwelijkheid als hoeksteen. Buijssen verstaat de kunst in kort bestek precies aan te geven hoe problemen kunnen ontstaan en welke verplichtingen een zichzelf respecterende zorginstelling heeft om mogelijkheden van preventie en opvang te realiseren

‘Arts verwerkt trauma in zijn eentje’ Het Parool, 6 oktober 2003

Het Parool, 6 oktober 2003
(ook verschenen in: Tubantia, Utrechs Nieuwsblad, Rijn en Gouwstreek,
De Amersfoortse Courant & het Leidsch Dagblad)

(Van een onzer verslaggevers)

DEN HAAG (GPD) – Artsen moeten een traumatische ervaring vaak in hun eentje verwerken, omdat zorginstellingen te weinig aandacht besteden aan nazorg. Artsen lopen door de gebrekkige aandacht voor trauma’s het risico dat ze ziek thuis komen te zitten. Of ze haken vroegtijdig af tijdens hun co-assistentschap. Dat stelt psycholoog Huub Buijssen in het boek ‘Uit de Praktijk. Indringende ervaringsverhalen van artsen’, dat vandaag wordt gepubliceerd.

Buijssen stelt dat het taboe op trauma’s bij artsen moet worden doorbroken. ,De overheersende gedachte is dat artsen maar tegen alle verschrikkingen moeten kunnen, die ze in hun werk tegen kunnen komen, net zoals brandweermannen tegen rook en vuur moeten kunnen. Maar ze maken zaken mee die soms wel heel extreem zijn.” In het boek komen 17 artsen aan het woord door wiens onachtzaamheid patiënten onnodig stierven, artsen die te kampen gehad met hevige agressie of fysiek geweld, die te maken kregen met suïcide van een eigen patiënt of die meehielpen aan euthanasie. Openhartig vertellen ze over hun slapeloze nachten, hun vertwijfeling, hun angsten en onzekerheden.

Sinds 2000 zijn zorginstellingen verplicht om traumaopvang te regelen. Nog maar de helft van de instellingen heeft daaraan voldaan. Bovendien ligt bij de protocollen voor traumaopvang sterk de nadruk op verpleegkundigen en ondersteunend personeel, artsen zitten zelden in een bedrijfsopvangteam. ,,Artsen willen net als iedereen graag praten met gelijkstelden, maar de kleine groepjes vertrouwenspersonen die er zijn bestaan vaak uit verpleegkundigen.”

De auteur en psycholoog stelt dat het moeilijk is voor artsen om met trauma’s om te gaan, omdat dat als zwakte kan worden geduid. Dat zou invloed kunnen hebben op de positie van de arts als eindverantwoordelijke. ,,Een kapitein op een schip mag op kritieke momenten ook niet onzeker overkomen, want dat ondermijnt zijn positie en gezag. In die zin is de kalme pose van onverstoorbaarheid zowel begrijpelijk als functioneel, bovendien wacht na een incident voor een arts al vaak weer de volgende patiënt”, zegt Buijssen.

Vooral artsen in de leerfase zijn kwetsbaar, omdat ze dan voor het eerst met geboorte en dood en ‘al het gekwakkel er tussen in’ te maken krijgen. ,,Artsen in opleiding worden nu vanaf de collegebanken in het diepe gegooid en als kuikentjes plots uit het nest geduwd met de opdracht zelf maar te leren vliegen. Ze leren hun vak nu eenmaal pas echt door te werken met levende mensen. Een betere voorbereiding, waarbij vooral wordt gezegd dat angst en twijfel in het begin normaal zijn, voorkomt dat ze er vroegtijdig de brui aangeven. Ze voelen zich nu vaak onzeker en twijfelen aan zichzelf, omdat ze denken dat angst niet normaal is. Deze cultuur heerst ook in veel ziekenhuizen waar artsen de scepter voeren die zich al jarenlang getraind hebben in het recht houden van hun schouders.’

Om agressie, geweld en bedreigingen tegen te gaan, en zo trauma’s te voorkomen, zouden met name bedrijfs- en huisartsen die vaak alleen werken een alarmknopje onder hun bureau moeten krijgen. Arbodiensten en de Nederlandse Vereniging van Bedrijfsartsen hebben dat al eerder toegezegd, maar er is nog niks gebeurd. In het boek bekent een arts dat hij daarom altijd een honkbalknuppel achter zijn bureau heeft staan.


Huub Buijssen en Suzanne Buis: Uit de praktijk. Indringende ervaringsverhalen van artsen. De Stiel, €25,-. ISBN 90 704 1531 3

‘Schuld en schaamte’ Medisch Contact, 10 oktober 2003

Medisch Contact, 10 oktober 2003

Bij traumatische ervaringen zijn emoties onder artsen nog steeds taboe
Evert Pronk

In de geneeskunde loop je een aanzienlijk risico om een traumatische ervaring te ondervinden. Het tonen van emoties is onder artsen echter nog steeds taboe, zegt psycholoog Huub Buijssen. ‘Artsen moeten weten dat het niet vreemd is om na een traumatische ervaring door een diep dal te gaan.’

Voor volledige artikel ga naar https://medischcontact.artsennet.nl/blad/Tijdschriftartikel/Schuld-en-schaamte.htm(Medisch Contact, archief, nummer 10 10 2003).

‘Leerling-verpleegkundige in WAO na reeks traumatische ervaringen.’ Drentsche Courant, 15 juli 1999

Leerling-verpleegkundige in WAO na reeks traumatische ervaringen:
Ik ben slecht opgevangen door het ziekenhuis

Van onze verslaggeefster Daniëlle Molenaar

Beilen – De 25 jarige Lara Jansen uit Beilen is absoluut niet de enige (leerling-) verpleegkundige die in de problemen komt door een traumatische ervaring tijdens het werk. „Ik besef terdege dat bepaalde gebeurtenissen bij het werk van een verpleegkundige horen. Het is niet te voorkomen dat je met sterfgevallen of vervelende patiënten te maken krijgt”, zegt Lara Jansen. „Ik vind alleen dat verpleegkundigen tijdens de opleiding slecht worden voorbereid op dit soort aangrijpende momenten. Ook is er in veel ziekenhuizen nauwelijks tijd of aandacht voor de opvang van verpleegkundigen die een traumatische ervaring hebben gehad.” Lara Jansen ondervond dit gedurende haar vierjarige opleiding in een groot Drents ziekenhuis aan den lijve. Ruim drie jaar na dato heeft ze nog steeds moeite om er over te praten.

Boek
„Slechts weinig mensen in m’n omgeving weten wat me is overkomen. Daarom wil ik niet met mijn echte naam in de krant. Ik vertel m’n verhaal in de hoop anderen ermee te kunnen helpen. Om die reden heb ik ook meegewerkt aan het boek.” De verschillende ervaringen van Lara staan in het boek in twee verhalen verwerkt. Naast de Drentse vertellen ruim twintig verpleegkundigen over de meest uitlopende schokkende gebeurtenissen die ze hebben meegemaakt tijdens hun werk in het ziekenhuis.

Seksueel
Het verhaal van Lara speelt zich af in een groot ziekenhuis in Drenthe. De leerling-verpleegkundige beschrijft hoe ze, ongeveer twee jaar na de start van haar opleiding, in korte tijd door verschillende patiënten seksueel wordt lastig gevallen. Lara: „Het eerste voorval speelt zich af in de badkamer als ik een mannelijke patiënt help uitkleden voor het douchen. Hij zit op de douchestoel en ik zit op de hurken als hij een erectie krijgt. Ik schrik, maar ga gewoon door met mijn werk. Dan zegt ie: ‘Die is voor jou hoor.’ Ik doe alsof ik niets heb gehoord. Hij reageert daarop door mijn gezicht naar voren te duwen. Ik ruk mezelf los en val achterover op de grond.” De leerling-verpleegkundige trekt vervolgens aan de noodbel, maar daarop reageert alleen haar eigen pieper. „Omdat ik om medische redenen de patiënt niet alleen achter mag laten, doe ik de deur open en vraag ik de eerste beste verpleegkundige die ik zie om even op te letten. Ik ga weg en kom niet meer terug..” Lara krijgt hiervoor een fikse reprimande van het afdelingshoofd. „Niemand heeft me gevraagd waarom ik zomaar ben weggelopen. Daar durfde ik er niets over te zeggen.”

Reacties
Korte tijd later heeft Jansen nog twee soortgelijke ervaringen. De druppel die uiteindelijk de emmer doet overlopen, zijn vervelende reacties van collega’s na een reanimatie. „Ik liep al op m’n tenen en kon weinig meer hebben. Niemand wist wat me was overkomen. Als ik erop terugkijk vind ik dat nog het ergste, dat ik er nooit met iemand van het ziekenhuis over heb kunnen praten.” Lara hoopt ooit haar opleiding nog te kunnen afmaken. „Ik doe nu ander werk. Maar mijn hart ligt bij het beroep van verpleegkundige, ik ben er echter nog niet aan toe om de opleiding weer op te pakken.”

,Opvang personeel beter geregeld’
ASSEN- Uit een onderzoek van de vakbond NU’91 onder vijfhonderd verpleegkundigen blijkt dat meer dan de helft in de afgelopen vijf jaar een schokkende ervaring heeft gehad. Sterfgevallen, met name die van kinderen, ervaren de ondervraagden als het meest aangrijpend. Ook het foutief handelen van een arts en mislukt reanimatie hebben een grote impact op verpleegkundigen. Uit het onderzoek blijkt verder dat tweederde van de verpleegkundigen na een traumatische ervaring opgevangen is door collega’s Slechts 15,4 procent van de ondervraagden geeft aan dat er in zijn of haar ziekenhuis een opvangprotocol is. Nu’91 en de andere vakbonden in de zorg hebben begin deze maand met de werkgevers in de ziekenhuizen een principeakkoord bereikt over een nieuwe CAO. Afgesproken is onder meer dat er in de CAO een tekst wordt opgenomen over de opvang van personeel na een traumatische gebeurtenis. De werkgevers hebben toegezegd dat in het ziekenhuis wezen de opvang beter wordt geregeld. In de instellingen zal in de toekomst een soortgelijk opvangprotocol als bij de politie, brandweer en de Nederlandse Spoorwegen, worden gehanteerd.

Het boek
Geschokt: Indringende ervaringsverhalen van verpleegkundigen, van Huub Buijssen 
is verkrijgbaar bij uitgeverij Elsevier/De Tijdstroom, Maarsen.

‘Het trauma, een normale reactie op een abnormale gebeurtenis.’ Haagse Courant, 4 januari 2000

Traumaverwerking krijgt steeds meer aandacht in de zorg
Het trauma, een normale reactie op een abnormale gebeurtenis
door Hans Geluk

Het kan iedereen in de zorg overkomen: je krijgt te maken met een agressieve patiënt, de zelfdoding van een patiënt of de dood van een kind. Zulke ervaringen kunnen je aangrijpen, je bent er dag en nacht mee bezig. Anders gezegd: je hebt een psychotrauma. Belangrijk is dat dergelijke schokkende gebeurtenissen verwerkt worden. Als dat niet gebeurt, bestaat de kans dat er psychische en/of lichamelijke klachten optreden en dat je, in het ergste geval, moet stoppen met werken.

Ze had het klepje van de couveuse open laten staan. Het afdelingshoofd was haar woedend komen halen en had haar met de neus op de feiten geduwd: het baby’tje had uit de couveuse kunnen vallen. Deze gedachte kreeg ze niet meer uit haar hoofd. Het werd zelfs zo erg, dat ze overwoog te stoppen met haar werk als verpleegkundige. Dit is slechts één van de vele praktijkvoorbeelden, geschetst door klinisch psycholoog Huub Buijssen. Vijf jaar geleden publiceerde hij het boek Traumatische ervaringen van verpleegkundigen, het eerste ter wereld over trauma’s in de zorg. Voor die tijd was dit onderwerp eigenlijk nauwelijks bespreekbaar. Terwijl opvangteams voor traumaverwerking in sectoren als politie en brandweer allang ingeburgerd waren, bleef in de zorg de gedachte heersen dat trauma’s bij zorgpersoneel eigenlijk niet zo vaak voorkwamen. Buijssen: “Trauma’s werden door organisaties als uitzonderlijk gezien. Daar kwam bij dat degenen die een trauma hadden opgelopen, zich daar vaak voor schaamden of een schuldgevoel hadden en er dus niet over spraken.”

Buijssens boek en een onderzoek van Nu’91, de vakbond voor verpleegkundigen, zorgden ervoor dat traumaverwerking in de zorg op de politieke agenda kwam. Uit het onderzoek onder vijfhonderd zorgverleners bleek, dat meer dan de helft tobde met een traumatische ervaring. Er werden vragen over gesteld in de Tweede Kamer, waarna stappen werden genomen om traumaverwerking in de CAO voor de zorg op te nemen.

Opvangteams
Veel zorginstellingen zetten zich momenteel actief in om personeel te helpen met het verwerken van een schokkende gebeurtenis. Er worden opvangteams geformeerd en leidinggevenden krijgen cursussen. Zo ook in het Haagse Bronovo Ziekenhuis. De Tilburgse psycholoog Huub Buijssen gaf daar voorlichting over trauma’s aan de medewerkers. Erik Veltman van de afdeling P&O: “Huub Buijssen heeft hier op een voorlichtingsdag voor alle medewerkers verteld wat een trauma is en hoe je ermee kunt omgaan. Na deze dag merkten we al dat het onderwerp bij veel mensen leeft. Er kwamen veel reacties op. De behoefte aan een opvangteam is relatief groot bij mensen van de praktijkopleiding. Dat zijn mensen van 16, 17 jaar die net van de middelbare school afkomen en hier opeens geconfronteerd worden met sterfgevallen of agressie. Dan is het goed als ze er met mensen over kunnen praten die daar voor getraind zijn.”

Normale reactie
Die trainingen geeft Huub Buijssen. Hij vertelt: “Ik leer de mensen van een opvangteam onder andere hoe je een gesprek opent, hoe je een psychotrauma signaleert, welke vragen je moet stellen en welke juist niet en hoe je informatie samenvat. Vooral dat laatste is belangrijk. Het leven van iemand die een trauma heeft, staat volledig op zijn kop. Je moet dus orde scheppen in de chaos en dat doe je door de betrokkene te helpen alles op een rijtje te zetten.”

De Tilburgse psycholoog benadrukt dat het oplopen van een trauma daarmee niet voorkomen kan worden. “Een trauma is een normale reactie op een abnormale gebeurtenis. Ik vergelijk een trauma wel eens met verliefdheid: de hele wereld staat op z’n kop en het is één grote chaos. Je leven is ontregeld, je bent in de war en je denkt er constant aan. Vooral de eerste dagen zijn heel heftig. Het is belangrijk dat mensen weten dat ze een natuurlijk proces doormaken en dat hun reactie normaal is. Dan zullen ze eerder aankloppen voor hulp.”

Het trauma verwerken is heel belangrijk. Gebeurt dat niet, dan kunnen er lichamelijke klachten als hoofdpijn en rugpijn ontstaan. Daarnaast kan een onverwerkt trauma leiden tot slapeloosheid, concentratieverlies, en prikkelbaarheid. Uiteindelijk kun je al het plezier in je werk verliezen.