We moeten de menselijke veerkracht niet onderschatten NRC, 18 november 2005

Door Derk Walters

ROTTERDAM, 17 NOV. Diverse Tweede-Kamerleden buitelden vorige week donderdag over elkaar heen van verontwaardiging. Slachtoffers van de Schiphol-brand krijgen niet de psychologische hulp waar ze om hebben gevraagd, zei bijvoorbeeld Kamerlid Vos (GroenLinks). Haar collega’s Straub (PvdA) en De Wit (SP) uitten zich in soortgelijke bewoordingen. Minister Donner (Justitie, CDA) wees de kritiek van de hand. Hij verwees naar de traumapsycholoog van de detentieboten, die had gesteld dat directe psychologische hulp ,,probleembevestigend” zou werken.

Deskundigen zijn desgevraagd verdeeld over de kwaliteit van de opvang van slachtoffers van de brand in het detentiecentrum. Zijn de slachtoffers gebaat bij snelle psychologische hulp? Moeten er direct mensen klaarstaan om over de gebeurtenissen te praten? Of moeten de overlevenden eerst een tijdje met rust worden gelaten?
Over één ding zijn de meeste deskundigen het wel eens: de specifieke omstandigheden van de Schiphol-brand. Mensen zaten opgesloten tijdens de brand, werden vervolgens weer opgesloten en worden nu eventueel uitgezet. De slachtoffers verkeren in een situatie van zeer zware stress, zegt hersenonderzoeker F. Lopes da Silva, emeritus hoogleraar neurowetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam. ,,Dat heeft niet alleen invloed op de hersenactiviteit tijdens die gebeurtenissen, maar ook daarna.”

Volgens Lopes da Silva is ,,onmiddellijke psychologische en psychiatrische behandeling” van het grootste belang om blijvende psychische schade te voorkomen. Daarmee keert hij zich tegen de nazorg die aan de slachtoffers van de Schiphol-brand is gegeven. Maar de opvang van de slachtoffers oogst ook bijval onder deskundigen. ,,Het is beter om een paar weken te wachten met psychotherapie”, zegt bijzonder hoogleraar psychotraumatologie R. Kleber van de Universiteit Utrecht. ,,Er moet vooral praktische hulp klaarstaan. Als slachtoffers over de gebeurtenissen willen praten, moet dat van henzelf komen.”

Psychotraumatoloog C. Mittendorff vindt dat slachtoffers beter door hun eigen sociale omgeving dan door deskundigen kunnen worden opgevangen. Hij steunt daarom de hervatting van de terugkeer van de slachtoffers door minister Verdonk (Vreemdelingenzaken en Integratie, VVD): in hun land van herkomst zouden ze beter op verhaal kunnen komen dan in Nederland. Volgens Lopes da Silva is dat zeer onverantwoord. ,,Pas als de behandeling succesvol is afgerond, zou je deze mensen op het vliegtuig kunnen zetten.”
Psychische schade te zien is op hersenscans, zegt Lopes da Silva. ,,Stresssituaties gaan samen met op scans waarneembare veranderingen in de hersenen. Bepaalde gebieden in de hersenen zijn betrokken bij emotionele schade.” Volgens de hersenonderzoeker kunnen hersenscans vooral nuttig zijn bij de keuze van een behandelstrategie.

Lopes da Silva vindt het opnieuw opsluiten van brandslachtoffers al een hard gelag. ,,Brand veroorzaakt op zichzelf al hevige stress. Normaal kunnen slachtoffers dat in een veilige omgeving verwerken, met familie en vrienden om hen heen. Deze mensen zitten ook nog eens niet in hun eigen omgeving.”
Een hele therapie, zoals Lopes da Silva voor de slachtoffers voor ogen heeft, vindt weinig bijval bij andere deskundigen. ,,Eén gesprek is voor de meesten genoeg”, zegt Mittendorff, die vindt dat de ernst van de situatie van persoon tot persoon verschilt. ,,De belangrijkste vraag is of mensen gevaar hebben ervaren. Zo niet, dan kunnen ze snel weer naar huis.”

Traumadeskundige H. Buijssen vindt ,,praten met familie” belangrijker dan psychische hulp. ,,Het is goed als er deskundigen op de achtergrond klaarstaan, maar je moet mensen niet bombarderen met vragen.” Buijssen onderscheidt zes behoeften van slachtoffers na een ernstige gebeurtenis: veiligheid en praktische steun, erkenning van het slachtofferschap, compassie, een luisterend oor (voor wie kan en wil praten), informatie over de gebeurtenissen en hoop, in die volgorde.

Directe psychische hulp is uitgebleven, maar het is nog niet duidelijk hoe de opvang van de brandslachtoffers verder is verlopen. Advocaten van slachtoffers deden hun beklag over de in hun ogen gebrekkige nazorg, waar minister Donner melding maakte van tevredenheid onder de slachtoffers die hij had gesproken. Voor de traumadeskundigen is het reden om nog even te wachten met hun oordeel over de kwaliteit van de nazorg, totdat uit onderzoek blijkt wat zich precies heeft afgespeeld.

Wel klagen Mittendorff en Kleber over de termen die in de discussie over de nazorg worden gebruikt. Zowel minister Donner als de advocaten van de slachtoffers spraken van ‘getraumatiseerde’ gedetineerden. Ook Lopes da Silva en Buijssen gebruiken ‘trauma’ als situatie die zich onmiddellijk na een schokkende gebeurtenis voordoet. Bijzonder onterecht, vindt Mittendorff. ,,De kern van een trauma is het niet kunnen verwerken van een gebeurtenis. Om die reden kan een eventueel trauma pas na enkele weken worden vastgesteld.” Volgens Kleber wordt de term trauma in de wetenschappelijke literatuur gereserveerd voor ,,oorlogen, grote rampen en geweld”.
Ook de diagnose van een posttraumatische stressstoornis (PTSS) wordt te vaak en te snel gesteld, aldus de traumatologen. Die aandoening treedt pas op als er ook na langere tijd geen enkele verwerking optreedt. Hooguit tien procent van de slachtoffers van ernstige gebeurtenissen krijgt met de stoornis te maken. ,,De term PTSS kan beter worden vermeden”, zeggen Mittendorff en Buijssen. Zij spreken liever van ‘verwerkingsstoornis’.
Het woord trauma, zegt Kleber, is een eigen leven gaan leiden. ,,Men zegt dat we in Nederland een traumacultuur hebben, maar ik noem het een slachtoffercultuur. Mensen worden te snel in een slachtofferrol gedrukt. Maar we moeten de menselijke veerkracht niet onderschatten.”