Als de dood na de klap

Marie-Therese Roosendaal

Amsterdam zaterdag. Het verbaast psycholoog Huub Buijssen dat er nooit eerder een boek is geschreven voor en over verkeersslachtoffers. “Verkeersongelukken zijn blijkbaar zo gewoon dat ze zelfs zelden de krantenkolommen halen. Ieder jaar is 1% van de bevolking betrokken bij een ongeval op de weg. Een op de drie Nederlanders belandt daardoor eens in zijn of haar leven in het ziekenhuis. Voor slachtoffers zijn de gevolgen, lichamelijk en geestelijk, vaak zo aangrijpend dat hun leven in één klap verandert.” Buijssens boek ‘Na de klap. Gids zelfhulp voor slachtoffers en hun naasten’ (euro 14,95, isbn 9070415348 ) komt woensdag uit, op de jaarlijkse dag van de Wereld-gezondheidsorganisatie, die in het teken staat van de verkeersveiligheid. De ervaringen van Buijssen zijn aanleiding voor de gids: “Ik beschrijf mijn eigen ongelukken, en bijna-ongelukken, waarbij ik of anderen door het oog van de naald kropen. Vaak is het een reeks van toevalligheden waarom het nèt fout gaat, of nèt goed.”

“Mijn lijst ervaringen lijkt lang maar is in werkelijkheid veel langer. Ik heb het bijgehouden. Normaal vergeet je die verkeerde inhaalmanoeuvre van een tegenligger. Het hart klopt je even in de keel, maar de maanden erna denk je er niet meer aan. Ik heb al die gebeurtenissen opgeschreven.”

Als student was hij getuige van een dodelijk ongeluk, dat een diepe indruk op hem maakte: ‘In een mum van tijd stonden er tientallen mensen om haar heen. Tussen de lichamen door zag ik een plas bloed die snel groter werd. Ik durfde niet dichterbij te komen, zeker niet toen ik al snel iemand hoorde zeggen dat de mevrouw was overleden. Ik kon alleen maar aan haar familie denken: ze zullen haar nooit meer thuis zien komen.’

Huub Buijssen: “Het risico betrokken te raken bij een verkeersongeluk is groot, vele malen groter dan de kans vermoord of aangevallen te worden. Het aantal ‘zinloze’ moorden, dus geen crime passionel of afrekening, is klein. Toch maken mensen zich drukker over criminaliteit dan over verkeer. Bij de bevolking leeft de angst: ‘oh jee, niet dat donkere steegje inlopen’ terwijl ze zonder aarzelen de auto instappen. Als een agent een boete uitdeelt vanwege te hard rijden of ander wangedrag in het verkeer, reageren mensen met ‘joh, ga boeven vangen’. Dat is dus niet terecht.”

Los van de lichamelijke gevolgen van een ernstig verkeersongeluk kunnen de psychische consequenties dramatisch zijn. Een kwart van de slachtoffers heeft verwerkingsproblemen en ontwikkelt het eerste jaar een posttraumatische stress-stoornis, tien procent krijgt een depressie en een op de vijf heeft een verkeersfobie en durft niet meer achter het stuur te kruipen. Tussen die drie groepen zitten overigens overlappingen”, plaatst hij als kanttekening. “Negentig procent van de zwaargewonden en nabestaanden heeft de eerste drie jaar na een ongeluk geen enkel plezier meer in het leven, alles lijkt zinloos.”

In het eerste deel van het boek vertellen twaalf verkeersslachtoffers, waaronder ook familieleden, getuigen én de veroorzakers, over hun ervaringen: “Mensen kunnen er herkenning en bevestiging in vinden, er hoop uit putten ook. Deskundigen noemen het ‘geneeslezen’. Slachtoffers ondervinden dat het niet raar is dat ze soms verbitterd, woedend of somber zijn.”

Ook de tegenpartij, mensen die een dodelijk verkeersongeluk veroorzaakt hebben doen hun verhaal: “Zij gaan psychisch gebukt onder de dood van iemand als zij dit op hun geweten (menen te) hebben. Het zet een leven op z’n kop. Ook als je onschuldig bent en nou eenmaal voorrang had, draag je die dood toch een leven lang met je mee.”

Een citaat uit het boek: ‘U bent de derde die mij dit weekeinde opbiecht dat hij een dodelijk ongeluk heeft veroorzaakt. Ik ken u al jaren en u heeft er nooit een woord over losgelaten. U heeft gelijk, het is geen onderwerp dat je bij een borrel aansnijdt.”

De ervaringsverhalen zijn indringend: “Een abstract getal als duizend verkeersdoden gaat het ene oor in en het andere uit. Het verhaal van één individu blijft hangen, spreekt tot de verbeelding. Hoe een leven totaal ontwricht kan raken in honderdsten van een seconde.”

Een citaat : ‘Als. Daarmee begon Kelvin elke zin. Als Soraya haar zus niet had overgehaald om naar die discotheek te gaan. Als haar moeder strenger was geweest. Als ze het impulsieve karakter van haar moeder niet had geërfd.’

De tweede helft van het boek bevat een gids voor zelfhulp. De auteurs (Buijssen schreef het met Suzanne Buis) geven weer welke psychische reacties er kunnen optreden, hoe de verwerking verloopt en wanneer het raadzaam is professionele hulp in te roepen. “Elk verkeersongeluk maakt ook vijf indirecte slachtoffers: de naasten. De partner of ouders van iemand die stierf heeft het moeilijk. Maar ook als het slachtoffer het ongeval overleeft. Zestig procent van de relaties overleeft een whiplash niet.” Een slachtoffer: ‘Ik was altijd gewend geweest te kunnen doen en laten wat in me opkwam. Mijn wil was de baas. Nu was mijn lichaam dat, dat oude-mannenlijf. De toekomstdromen die ik had, waren vervlogen. En waarom zou je nieuwe maken als je niets meer kunt? Geen wonder dat ik de eerste vier, vijf maanden antidepressiva gebruikte. ‘Lichtgewond’ noemde men dat in het krantenverslag van het ongeval. Maar alles wat ik had, was me afgenomen.

Mijn vrouw en kinderen waren niet gewend aan mijn aanwezigheid. Ze hadden nooit rekening met me hoeven houden. Nu liep er van de ene op de andere dag een chagrijnige, oude bok in huis, die om het minste of geringste opstoof. Ik ben altijd al recht voor zijn raap geweest, maar na het ongeluk had ik mijn emoties helemaal niet meer onder controle.’

Buijssen heeft overigens weliswaar zijn rijbewijs gehaald, maar is na het examen welbewust nooit meer achter het stuur gaan zitten: “Ik ben te verstrooid en te bewust van de gevaren.”