‘Risico van vaktrauma is hoog in de verpleging’ Het Laatste Nieuws 22 maart 1995

door Loes Smit

Psycholoog Huub Buijssen geeft dat wat aarzelend toe. Als je maar niet de sterksten in het vak verwart met de besten, waarschuwt hij, want de besten vind je juist vaak aan de zwakke kant.

Als het om risico’s in het vak gaat, scoort verpleegkunde hoog. Aan geweld, bedreiging en diefstal staan entertainers het meest bloot, maar laat je de diefstallen weg, dan volgen meteen de verpleegkundigen. Voor hen – of ze nu in een ‘gewoon’ of psychiatrisch ziekenhuis, of een verzorg- of verpleeghuis werken maakt niet veel uit – komt daar nog bij dat patiënten onder hun handen sterven of zichzelf ombrengen.

Voorbeeld: in de 30 jaar dat ze in het vak zit, heeft een vrouw alleen al op haar eigen afdeling 249 zelfmoorden meegemaakt. Om gek van te worden. Zo ver komt het meestal niet, maar wel kan er een ernstig trauma uit voortkomen.

Buijssen heeft daar een boekje over geschreven, ‘Traumatische ervaringen van verpleegkundigen’, met de ondertitel ‘Als je beroep een nachtmerrie wordt’.

Dat laatste was de aanleiding het boekje te schrijven. In de jaren dat Buijssen als psychogerontoloog bij een kruisvereniging werkte, wist hij al dat verpleegkundigen zùlke ingrijpende voorvallen meemaken dat die hun leven ernstig kunnen beïnvloeden. In het zuiden van het land ging het zo en ook in de Rümkestichting in Den Dolder, zijn huidige werkplek, kan het niet anders zijn.

Wat veel voorkomt is dat de verpleegkundige het probleem inslikt en dus niet verwerkt, zeker als hij (maar meestal gaat het om een zij) er op het werk niet over kan praten. Het boekje gaat over het herkennen van een trauma en wat je eraan kan doen en bevat een aantal verhalen uit de praktijk.

Dooddoeners
Stel dat de zuster haar patiënt een injectie moet geven, die later de laatste blijkt te zijn geweest, want de patiënt overlijdt. Of een psychiatrisch verpleegde vliegt zijn verzorgster naar de keel. Je zou verwachten dat er in de instellingen begrip is voor het – onterechte – schuldgevoel of de angst voor herhaling. Niets van dat alles, in de regel zeker niet bij de afdelingshoofden en directies. Maar ook het thuisfront laat het afweten. Met dooddoeners als ‘het leven gaat door’ of ‘je moet je er overheen zetten’ is niemand geholpen.

Sinds hij een paar jaar geleden een brochure over hetzelfde onderwerp voor de politie schreef, maken tal van korpsen er gebruik van. Twaalf pagina’s over oorzaak en gevolg van een trauma (in de verpleging en dus ook in Buijssens boekje, wordt overigens over psychotrauma gesproken, omdat een trauma daar al staat voor alle lichamelijke verwondingen), waarvan binnen de kortste keren duizenden exemplaren werden besteld. Alleen al na de Bijlmerramp, op 4 oktober 1992, werden er 1 500 stuks aangevraagd.

Misschien had Buijssen niet aan een brochure gedacht, als hij niet naar een congres over trauma’s was gegaan. “Daar waren wel 400 workshops en lezingen over alle mogelijke trauma’s. Over gijzeling, aanranding, verkrachting, overvallen, berovingen, noem maar op, want er zijn er ontzettend veel. Maar tot mijn verbazing werd met geen woord over de verpleging gerept. Ik denk dat dat komt, doordat men redeneert: als je in de verpleging gaat, weet je wat er kan gebeuren, dat hoort nou eenmaal bij het vak.”

Zijn verbazing resulteerde in een artikel in het vakblad Verpleegkunde. Daaruit kwam uiteindelijk het boekje voort. Binnenkort komt er een brochure uit met de beknopte inhoud van het boek, waarop hij tientallen reacties van verpleegkundigen heeft gekregen die de ernst van de zaak nog benadrukken.

Zoals het verhaal van de verpleegster in een psychiatrisch ziekenhuis, waar een rechter op bezoek was om een inbewaringstelling voor patiënt X te regelen. “Ik zit op kantoor als X aanklopt en vraagt zijn ouders te mogen bellen. Terwijl ik opsta om dat in orde te maken, staat er weer iemand voor de deur. Ik wil die openmaken, maar X is me voor en houdt de deur dicht. Ik vraag hem driemaal weg te gaan en in de huiskamer verder te praten, want ik voel dat het zo niet goed gaat. Voordat ik naar hem toe ga, vraag ik een collega de zaak in de gaten te houden. X komt naar me toe. Hij is een grote man van wel 120 kilo. Hij heeft een starre blik in zijn ogen en lijkt onbereikbaar.”

“Op mijn verzoek te gaan zitten loopt hij naar een stoel, maar draait zich plotseling om, steekt zijn handen naar mijn keel uit, geeft me een paar harde dreunen op mijn hoofd en rukt aan mijn trui. Ik schiet uit mijn trui, val op de grond, maar gelukkig komen er dan anderen aan die X naar de separeer slepen.”

Het afdelingshoofd raadt haar aan aangifte bij de politie te doen en tenminste overplaatsing van X te vragen, omdat de man al eerder collega’s de keel blijkt te hebben dichtgeknepen, waarbij zelfs de nekspier van een slachtoffer is gescheurd. De rechter is overigens al die tijd in huis.

Buijssen vindt dit een typerend geval: “Iedereen maakt zich druk om de patiënt, maar om de zuster bekommeren ze zich niet. Alleen de politie vroeg: hebben jullie geen traumateam? Die zijn gewend aan opvang, maar zoiets kennen wij in de verpleging niet.”

Schiet de opleiding tekort? Aankomend verpleegkundigen zouden toch op dergelijke risico’s voorbereid moeten worden.

Buijssen: “Ik weet niet of je op alles kunt worden voorbereid. Nummer 1 op de top-100 van ingrijpende gebeurtenissen in een gewoon mensenleven is het overlijden van je partner. Iedereen weet tevoren dat dat ooit zal gebeuren, maar op zo’n moment heb je het er toch hartstikke moeilijk mee. In een psychiatrisch ziekenhuis kun je voor situaties komen te staan, dat een patiënt ineens met een groot keukenmes voor je staat of je met een elektrisch snoer probeert te wurgen. Of hij sluit je in je kamertje op en komt met een stuk hout op je af. Die dingen gebeuren. Daar kun je je moeilijk op voorbereiden.”

Een verpleegkundige die zo doodsnood heeft moeten doorstaan, zal haar verhaal kwijt willen. Het ligt niet alleen aan haar werkplek dat ze dat niet (voldoende) kan, maar evenzeer aan thuis. “Wij hebben niet goed geleerd om met verdriet en teleurstellingen om te gaan. Eigenlijk zou iedereen opnieuw moeten worden geprogrammeerd om niet altijd met dezelfde dooddoeners aan te komen”, zegt Buijssen. “Tachtig procent van dat soort opmerkingen blijkt niets te helpen.”

Volgens hem zit de top-10 van dooddoeners ongeveer zo in elkaar: 1. Ik weet hoe je je voelt. 2. Probeer je er overheen te zetten. 3. Het gaat wel over, de tijd heelt alle wonden. 4. Het leven gaat door. 5. Het had nog veel erger kunnen zijn. 6. Ga er eens lekker tussenuit. 7. Je moet er niet steeds over praten of denken. 8. Iedereen maakt wel eens een moeilijke tijd door. 9. Dat hoort nou eenmaal bij het vak. 10. Geloof me, alles komt goed.’

Het ergste is, zegt Buijssen, die in zijn boek tips geeft hoe het wèl moet, dat de omgeving om de hete brij heendraait, terwijl je het best door kunt vragen. Waar je zou willen stoppen, moet je juist doorpraten. Doe je dat niet, dan kruipt het slachtoffer uiteindelijk in z’n schulp, omdat toch niemand het begrijpt. En dan krijg je een trauma. “Het ergste is, dat je van het ene op het andere moment buiten de gewone wereld wordt geplaatst. Wegstoppen helpt niet. Als je zo’n gebeurtenis niet verwerkt, blijft die je leven beheersen, het blijft altijd op de achtergrond.”

Bang
Niet te schatten is, hoeveel verpleegkundigen met een trauma rondlopen. Er zijn er nogal wat die afhaken, ontslag nemen, zich in hun gezin terugtrekken en later ander werk zoeken. Ze lijken ook bang voor hun directies. Bang om voor niet goed in je vak aangezien te worden, bang voor ontslag, omdat zij de instelling een slechte naam zouden bezorgen.

Zijn de directies dan niet de oorzaak dat het zo ver is gekomen? “Uiteindelijk wel, maar vaak is het onwetendheid. Zo van: bij ons gebeurt dat niet.”

Misschien zal er nu iets veranderen, nu per 1 oktober de Arbowet met drie bepalingen is uitgebreid. Daarin staat, dat er in de instellingen iets tegen seksuele intimidatie, agressie en geweld moet gebeuren en dat er aandacht dient te worden besteed aan voorlichting en onderricht. Het is nog erg vrijblijvend. De nieuwe regels worden nergens omschreven en dus mag iedere instelling er naar eigen goeddunken mee handelen.

——————————————————————————–

Traumatische ervaringen van verpleegkundigen – Als je beroep een nachtmerrie wordt,
door Huub Buijssen. Uitg. De Tijdstroom, Utrecht, fl. 24,50.

 

‘Leerling-verpleegkundige in WAO na reeks traumatische ervaringen.’ Drentsche Courant, 15 juli 1999

Leerling-verpleegkundige in WAO na reeks traumatische ervaringen:
Ik ben slecht opgevangen door het ziekenhuis

Van onze verslaggeefster Daniëlle Molenaar

Beilen – De 25 jarige Lara Jansen uit Beilen is absoluut niet de enige (leerling-) verpleegkundige die in de problemen komt door een traumatische ervaring tijdens het werk. „Ik besef terdege dat bepaalde gebeurtenissen bij het werk van een verpleegkundige horen. Het is niet te voorkomen dat je met sterfgevallen of vervelende patiënten te maken krijgt”, zegt Lara Jansen. „Ik vind alleen dat verpleegkundigen tijdens de opleiding slecht worden voorbereid op dit soort aangrijpende momenten. Ook is er in veel ziekenhuizen nauwelijks tijd of aandacht voor de opvang van verpleegkundigen die een traumatische ervaring hebben gehad.” Lara Jansen ondervond dit gedurende haar vierjarige opleiding in een groot Drents ziekenhuis aan den lijve. Ruim drie jaar na dato heeft ze nog steeds moeite om er over te praten.

Boek
„Slechts weinig mensen in m’n omgeving weten wat me is overkomen. Daarom wil ik niet met mijn echte naam in de krant. Ik vertel m’n verhaal in de hoop anderen ermee te kunnen helpen. Om die reden heb ik ook meegewerkt aan het boek.” De verschillende ervaringen van Lara staan in het boek in twee verhalen verwerkt. Naast de Drentse vertellen ruim twintig verpleegkundigen over de meest uitlopende schokkende gebeurtenissen die ze hebben meegemaakt tijdens hun werk in het ziekenhuis.

Seksueel
Het verhaal van Lara speelt zich af in een groot ziekenhuis in Drenthe. De leerling-verpleegkundige beschrijft hoe ze, ongeveer twee jaar na de start van haar opleiding, in korte tijd door verschillende patiënten seksueel wordt lastig gevallen. Lara: „Het eerste voorval speelt zich af in de badkamer als ik een mannelijke patiënt help uitkleden voor het douchen. Hij zit op de douchestoel en ik zit op de hurken als hij een erectie krijgt. Ik schrik, maar ga gewoon door met mijn werk. Dan zegt ie: ‘Die is voor jou hoor.’ Ik doe alsof ik niets heb gehoord. Hij reageert daarop door mijn gezicht naar voren te duwen. Ik ruk mezelf los en val achterover op de grond.” De leerling-verpleegkundige trekt vervolgens aan de noodbel, maar daarop reageert alleen haar eigen pieper. „Omdat ik om medische redenen de patiënt niet alleen achter mag laten, doe ik de deur open en vraag ik de eerste beste verpleegkundige die ik zie om even op te letten. Ik ga weg en kom niet meer terug..” Lara krijgt hiervoor een fikse reprimande van het afdelingshoofd. „Niemand heeft me gevraagd waarom ik zomaar ben weggelopen. Daar durfde ik er niets over te zeggen.”

Reacties
Korte tijd later heeft Jansen nog twee soortgelijke ervaringen. De druppel die uiteindelijk de emmer doet overlopen, zijn vervelende reacties van collega’s na een reanimatie. „Ik liep al op m’n tenen en kon weinig meer hebben. Niemand wist wat me was overkomen. Als ik erop terugkijk vind ik dat nog het ergste, dat ik er nooit met iemand van het ziekenhuis over heb kunnen praten.” Lara hoopt ooit haar opleiding nog te kunnen afmaken. „Ik doe nu ander werk. Maar mijn hart ligt bij het beroep van verpleegkundige, ik ben er echter nog niet aan toe om de opleiding weer op te pakken.”

,Opvang personeel beter geregeld’
ASSEN- Uit een onderzoek van de vakbond NU’91 onder vijfhonderd verpleegkundigen blijkt dat meer dan de helft in de afgelopen vijf jaar een schokkende ervaring heeft gehad. Sterfgevallen, met name die van kinderen, ervaren de ondervraagden als het meest aangrijpend. Ook het foutief handelen van een arts en mislukt reanimatie hebben een grote impact op verpleegkundigen. Uit het onderzoek blijkt verder dat tweederde van de verpleegkundigen na een traumatische ervaring opgevangen is door collega’s Slechts 15,4 procent van de ondervraagden geeft aan dat er in zijn of haar ziekenhuis een opvangprotocol is. Nu’91 en de andere vakbonden in de zorg hebben begin deze maand met de werkgevers in de ziekenhuizen een principeakkoord bereikt over een nieuwe CAO. Afgesproken is onder meer dat er in de CAO een tekst wordt opgenomen over de opvang van personeel na een traumatische gebeurtenis. De werkgevers hebben toegezegd dat in het ziekenhuis wezen de opvang beter wordt geregeld. In de instellingen zal in de toekomst een soortgelijk opvangprotocol als bij de politie, brandweer en de Nederlandse Spoorwegen, worden gehanteerd.

Het boek
Geschokt: Indringende ervaringsverhalen van verpleegkundigen, van Huub Buijssen 
is verkrijgbaar bij uitgeverij Elsevier/De Tijdstroom, Maarsen.

‘Opvang na trauma moet niet doorslaan’ Bijzijn, november 2005

Bijzijn, (Tijdschrift voor verpleegkundigen en verzorgenden)
jaargang 0, nummer 0, november 2005,

Vraag & Antwoord

‘Opvang na trauma moet niet doorslaan’

door Paulien Spieker

Huub Buijssen is psycholoog en schreef boeken over depressie bij ouderen, palliatieve zorg, mantelzorg en traumatische ervaringen in de zorg. Over dat laatste onderwerp verschenen maar liefst acht boeken van zijn hand.

Vanwaar die fascinatie voor verpleegkundigen die traumatische ervaringen in de zorg dingen meemaken?
“Eigenlijk is dat bij toeval ontstaan. Ik werkte bij de kruisvereniging in Breda, toen ik werd gevraagd om parttime voor de politie op te treden als psycholoog die agenten met een traumatische ervaring moest opvangen. Toen ik dat een paar jaar had gedaan was er in Amsterdam een wereldcongres over Post Traumatische Stress Stoornissen (PTSS). Voor allerlei beroepen die een verhoogd risico lopen te maken krijgen met traumatische ervaringen was er aandacht Behalve voor …verpleegkundigen.
Ik had een schoonzus die verpleegkundige was en die uit het vak was gestapt na een nare ervaring met morfine. Ik heb toen voor Verpleegkunde Nieuws een artikel geschreven over schokkende ervaringen met daarbij wat tips. Op dat artikel kreeg ik heel veel reacties, zelfs jaren later nog. Zo is het balletje gaan rollen.”

Is er inmiddels veel verbeterd in de opvang van mensen die een traumatische ervaring hebben meegemaakt?
“Ja. Hoewel het fenomeen PTSS nog niet zolang ‘bestaat’. Toen de oorlogsveteranen uit Vietnam terugkwamen, kwam er voor het eerst aandacht voor. In de verpleging werd het pas midden jaren negentig een onderwerp. Nu hebben de meeste ziekenhuizen de traumaopvang geregeld. In de zorg voor verstandelijk gehandicaptenzorg en de GGZ is naar schatting een kwart nog niet zo ver. Maar mijn zorg is nu dat het doorslaat naar het aanbieden van te veel zorg.”

Hoezo?
“Opvang na traumatische gebeurtenissen is net als rouw tijdgebonden. Begin jaren zestig werd Jacqueline Kennedy de heldin van het volk omdat ze zo flink was; ze had tijdens de begrafenis van haar man niet gehuild. In die tijd moest je je groot houden. Toen prinses Diana stierf was dat heel anders. Queen Elisabeth werd zelfs gekapitteld omdat ze te weinig medeleven toonde. Dat zie je ook in de zorg. Nu moet je het er veel over hebben. Terwijl niet iedereen daar behoefte aan heeft en – nog belangrijker – het is niet voor iedereen goed.”

Wat is de beste manier om gekwetste collega’s op te vangen?
“Er ergens tussenin gaan zitten. Niets voorschrijven, maar aan de mensen zelf vragen waar zij behoefte aan hebben. Er zijn. Betrokkenheid tonen en je eigen behoefte daarbij even opzij zetten. En niks forceren. “

Hoe komt het dat de één niet ziek wordt en een ander wel een PTSS ontwikkelt?
“Mensen verschillen. Het hangt af van de ernst van het trauma en de mate van blootstelling. Maar vooral ook van de mate van kwetsbaarheid van het individu. Een kwart van de mensen is extra kwetsbaar. Deze mensen hebben meer risico op een PTSS.”

Jij bent psycholoog maar vindt dat mensen na een traumatische ervaring niet meteen door een professionele hulpverlener moeten worden opgevangen. Hoe zit dat?
“Als je er eenmaal in verdiept, merk je dat mensen het niet zo prettig vinden als er meteen een vreemde hulpverlener op hen wordt afgestuurd. Ga jezelf maar na. Als er iets naars gebeurt ga je het liefste naar een goede vriend of vriendin, iemand van je familie, of een naaste collega.”

Ja, maar professionals hebben er voor doorgeleerd.
“Uit onderzoek blijkt ook dat mensen die worden opgevangen worden door professionals slechter af zijn dan zij die worden opgevangen door hun naasten. De professionele hulpverlener moet op de achtergrond blijven. Pas als iemand vastloopt, kan een professional worden ingeschakeld.”

Huub Buijssen werkt mee aan de nieuwe rubriek ‘Dilemma’s’, waarin hij als één van de deskundigen tips en adviezen geeft aan verpleegkundigen of verzorgenden die op hun werk geconfronteerd worden met lastige kwesties of dilemma’s.

‘Schuld en schaamte’ Medisch Contact, 10 oktober 2003

Medisch Contact, 10 oktober 2003

Bij traumatische ervaringen zijn emoties onder artsen nog steeds taboe
Evert Pronk

In de geneeskunde loop je een aanzienlijk risico om een traumatische ervaring te ondervinden. Het tonen van emoties is onder artsen echter nog steeds taboe, zegt psycholoog Huub Buijssen. ‘Artsen moeten weten dat het niet vreemd is om na een traumatische ervaring door een diep dal te gaan.’

Voor volledige artikel ga naar https://medischcontact.artsennet.nl/blad/Tijdschriftartikel/Schuld-en-schaamte.htm(Medisch Contact, archief, nummer 10 10 2003).

‘Incidenten in de zorg kunnen grote impact hebben’ IZZine, Tijschrift voor verzekerden bij het IZZ nr 3, 2005

IZZine, Tijschrift voor verzekerden bij het IZZ nr 3, 2005, pagina 7-9

Opvang staat of valt met belangstelling en rust

door Alex Huismans

In uw werk kunt u te maken krijgen met ingrijpende gebeurtenissen, zoals het overlijden van een kind, een mislukte reanimatie of de zelfdoding van een cliënt. Iedereen verwerkt een incident op zijn eigen manier, maar goede opvang met voldoende rust en betrokkenheid van uw omgeving is absoluut noodzakelijk. Zo voorkomt u serieuze problemen.

Een bewoner die ‘s nachts in totale eenzaamheid overlijdt omdat er een personeelstekort is. Of een cliënt met wie u een hechte band hebt opgebouwd, blaast zijn laatste adem uit. Het zijn voorbeelden van voorvallen die u kunnen raken en uw functioneren in de weg kunnen staan. Als medewerker in de gezondheidszorg bent u betrokken bij mensen. Daarom hebt u voor uw beroep gekozen en kan de gezondheidszorg niet zonder mensen als u. Maar om uw werk met plezier en op een gezonde manier te kunnen blijven doen, is een te grote betrokkenheid ook niet goed. Professionele afstand is het devies, maar dat is makkelijker gezegd dan gedaan.

Op eigen manier verwerken
Iedereen verwerkt een incident op zijn eigen manier. De een wil er het liefst vaak en veel over praten, een ander gaat liever sporten. Beide manieren zijn goed zolang ze in balans zijn. Alleen maar praten is niet verstandig, en je verliezen in de sport om maar niet aan het voorval herinnerd te hoeven worden, evenmin. Daarnaast is het belangrijk dat u probeert uw vaste patroon van slapen, werken, eten en ontspannen vast te houden, want structuur geeft u houvast. Juist in moeilijke periodes is regelmaat heel belangrijk. Bent u niet in staat om uw normale werkzaamheden uit te voeren, vraag uw leidinggevende dan of u tijdelijk andere, minder belastende taken, op u kunt nemen. Een tijdje in de luwte werken, is in veel gevallen beter dan thuis zitten. Zo blijft u betrokken bij uw werk en is de stap om weer volledig aan de slag te gaan, minder groot.

Praten, praten, praten
‘Je moet er veel over praten, dat lucht op.’ Veel mensen die iets ergs hebben meegemaakt, krijgen dat te horen van hun omgeving. Ten onrechte, want praten is niet altijd de beste manier om een ingrijpende gebeurtenis te verwerken. Vooral niet in het begin als ze het liefst met rust gelaten willen worden. En die rust krijgen ze niet als collega’s, familieleden en vrienden steeds weer over het incident willen praten. Door hun opstelling dwingen ze iemand min of meer terug te gaan naar de gebeurtenis, terwijl hij juist bezig is om die achter zich te laten. Wilt u een collega steunen, ga dan niet graven in zijn gevoelens. Door uw manier van helpen, kunt u zelfs meer schade aanrichten dan tot steun zijn. Vooral bij kwetsbare personen kunnen de gevolgen groot zijn, ook op langere termijn.

“Wat kan ik voor je doen?”
Wilt u uw collega echt steunen, speel dan in op zijn behoeften en houd er rekening mee dat elk verlies of vervelende gebeurtenis tijd kost om te verwerken. De vraag “wat kan ik voor je doen?” is de beste u kunt stellen. Zo toont u wel belangstelling, maar dringt u zich niet op. Uw collega krijgt de ruimte om aan te geven waar hij op dat moment behoefte aan heeft. Hij heeft de regie in handen en kan in alle vrijheid aangeven als u op dat moment niets voor hem kunt doen.
Is u zelf iets vervelends overkomen, besef dan dat niet iedereen even goed reageert op het voorval dat u hebt meegemaakt. Meestal is er geen sprake van boze opzet, maar weten collega’s, familieleden of vrienden niet goed raad met de situatie. Uit onmacht of onzekerheid kunnen ze op een manier reageren die u niet had verwacht of waar u op dat moment niet op zat te wachten. Veroordeel dergelijke reacties niet, maar accepteer ze.
Voor de mensen in uw omgeving kan het lastig zijn om af te wegen wanneer ze u met rust moeten laten en wanneer aandringen gepast is. Maar u mag er vanuit gaan dat degenen die u echt goed kennen, weten hoe ze zich het beste kunnen opstellen.

Toon belangstelling
Mensen die iets ergs hebben meegemaakt, waarderen belangstelling en blijken van medeleven. Een kaartje, bloemetje, telefoontje of sms’je doen het altijd goed. Meeleven is prima, maar aan medelijden hebben ze niets. Ze willen niet zielig gevonden worden en kunnen zich door blijken van medelijden zelfs slechter voelen. Is uw collega iets ergs overkomen en wilt u na verloop tijd weten hoe het met hem gaat, stel dan niet de vraag “hoe is het?”. Deze beleefdheidsvraag kan hij bijna niet anders beantwoorden dan met “goed”. Het is verstandiger een andere formulering te kiezen, zoals: “Je hebt laatst iets vervelends meegemaakt. Hoe gaat het op dit moment met je”.
Leidinggevenden spelen na een ingrijpende gebeurtenis een belangrijke rol. Juist omdat het incident in de werksituatie is gebeurd, verwacht de betrokkene iets extra’s. “Ik heb me altijd ingezet voor mijn werkgever, nu moet hij er voor mij zijn”, zo is vaak de reactie. Een medewerker zal de rol van zijn leidinggevende extra kritisch bekijken. Belangstelling tonen, aandacht geven en de juiste toon aanslaan zijn noodzakelijk. Een vraag als “wanneer kom je weer werken?” kan bij een medewerker in het verkeerde keelgat schieten. Hij voelt zich onder druk gezet en niet serieusgenomen.

Sterker in je schoenen
De impact die een incident op u kan hebben, heeft voor een deel te maken met uw persoonlijkheid. Wanneer u als stagiair(e) of onervaren medewerker iets ergs meemaakt, kunnen de gevolgen groter zijn dan wanneer u al langer werkt. Hoe aangrijpend een voorval ook geweest kan zijn, u wordt er in veel gevallen weerbaarder en sterker van. U hebt leren ontdekken wat u zoal aankunt. Er is iets erg gebeurd, maar u bent niet bezweken. U bent overeind gekrabbeld en hebt na verloop van tijd de draad weer opgepakt. Deze ervaring kan ervoor zorgen dat u sterker in de schoenen komt te staan.

 

Nathalie Muskens is betrokken maar kan werk loslaten
‘Soms moet ik een traantje wegpinken’

Nathalie Muskens werkt als ziekenverzorgster psychogeriatrie en is tijdelijk waarnemend afdelingshoofd in verpleeghuis De Weerde in Eindhoven. Het verpleeghuis is onderdeel van De Vitalis Zorg Groep. Door haar werk heeft Nathalie regelmatig te maken met het overlijden van patiënten. ‘Toen ik met dit werk begon, wist ik dat sterfgevallen erbij horen. Ik heb er nooit moeite mee gehad. Dat komt voor een deel doordat vroeger bij ons thuis heel normaal over de dood werd gesproken. Gelukkig heb ik in mijn werk nooit aangrijpende sterfgevallen meegemaakt. Sommige collega’s wel. Laatst vond iemand een patiënt die was gestikt. Dat vond ze heel naar om te zien. Gelukkig hebben we haar kunnen steunen, bijvoorbeeld door met haar te praten. Zo voorkom je dat je er mee blijft rondlopen. Ik ben betrokken bij mijn werk, maar kan het goed loslaten. Dat wil overigens niet zeggen dat een sterfgeval me onberoerd laat. Vooral niet als je een hechte band met iemand hebt opgebouwd. Soms moet ik een traantje wegpinken en daar schaam ik me niet voor. Vaak zie je een sterfgeval aankomen. Je kunt je er dan op voorbereiden. In ons maandelijks zorgoverleg praten we over de gang van zaken. Hoe hebben we gehandeld na een sterfgeval? Waar hadden we het eventueel beter kunnen doen? Daar kunnen we dan van leren.
Bij een sterfval hoort natuurlijk ook het afleggen van de overledene. Dat vind ik iets heel moois. Het is het allerlaatste wat je nog voor iemand kunt doen. En voor mezelf is het de afsluiting van de zorg die ik heb gegeven.
Onze instelling besteedt gelukkig veel aandacht aan de nazorg na een overlijden. Iedereen kan bij collega’s terecht of eventueel bij een psycholoog. Ik heb onlangs extra aandacht gevraagd voor de mogelijkheid om een beroep te doen op professionele hulp. De Vitalis Zorg Groep krijgt er straks een afdeling voor palliatieve zorg bij, waar ook jongeren worden verpleegd. Het overlijden van een leeftijdgenoot kan veel ingrijpender zijn dan een sterfgeval in ons verpleeghuis. Om problemen te voorkomen, moet er goede nazorg zijn.’

Huub Buijssen, klinisch psycholoog en traumadeskundige
‘Zorg voor een goede balans tussen (er mee) bezig zijn en rust’

‘De onverwachte dood van een kind, het maken van een fatale fout of agressief gedrag van een cliënt of bezoeker zijn gebeurtenissen die mensen sterk kunnen aangrijpen. We spreken van een traumatische gebeurtenis als iemand tijdens of vlak na het incident gevoelens had van extreme angst, machteloosheid en afschuw. Iedereen heeft het dan enige tijd heel moeilijk. Hoe lang en hoe hevig, dat hangt voor een groot deel af van iemands persoonlijke veerkracht, de steun die hij krijgt en van de aard van het voorval. Wat het laatste betreft, gebeurt iets heel onverwacht of heeft een medewerker het idee dat hij het voorval had kunnen voorkomen, dan is de impact meestal groter. Een sterfgeval dat je ziet aankomen, brengt vaak minder heftige emoties met zich mee. Je houdt er geen psychotrauma aan over.
Een traumatische gebeurtenis te boven komen, verloopt hetzelfde als het genezingproces bij een ernstige lichamelijke verwonding of blessure. Bij beide gaat het om de goede balans tussen (er mee) bezig zijn en rust. Bij een psychotrauma is afleiding en ontspanning net zo belangrijk als praten. Daarom is het goed dat mensen in de directe omgeving niet steeds ongevraagd het incident ter sprake brengen. Belangstelling tonen en aandacht geven is natuurlijk heel belangrijk, maar dat hoeft niet altijd praten te zijn. Net als bij een lichamelijke wond hebben velen de eerste dagen juist wat behoefte aan rust en afleiding. Betrokkenheid kun je ook laten blijken door te vragen waar de ander behoefte aan heeft of te vragen of je iets voor de ander kunt doen. Zo laat je de regie ook bij de ander.
Laat iemand zijn eigen verwerkingstempo bepalen en respecteer zijn eigen manier van verwerken. Verder is het raadzaam om de “natuur zijn werk te laten doen” en de weerbaarheid van mensen niet te onderschatten. De meeste mensen die iets ergs hebben meegemaakt, komen er weer bovenop. Normaal doen en de hoop op herstel uitstralen, is daarom beter dan medelijden tonen of overbezorgdheid reageren.
Meer informatie: www.traumaopvang.com

 

Vijf tips om uw collega te ondersteunen

Tip 1
Toon medeleven. Na een vervelende ervaring heeft een mens eerst en vooral behoefte aan een gevoel van betrokkenheid. Laat uw collega merken dat u er voor hem bent. Geef een schouderklopje, pak de telefoon, stuur een kaartje, bloemetje of sms’je.

Tip 2
Biedt in het begin vooral praktische steun. Vraag of u iets kunt doen of regelen. Ook op deze manier toont u uw betrokkenheid en medeleven. Voor veel mensen is praktische ondersteuning in het begin belangrijker dan emotionele opvang.

Tip 3
Leg uw verwerkingsstijl niet op aan uw collega. Iedereen heeft een eigen manier van verwerken. Wat voor u goed is, hoeft dat voor een ander niet te zijn. Respecteer dat.

Tip 4
Zeg en vraag niet te veel. Laat uw collega tot rust komen. Te intensieve opvang is vaak goed bedoeld, maar kan verkeerd uitpakken. Stel vragen als: “wat kan ik voor je doen?” en “waar heb je behoefte aan?” Graaf niet in andermans emoties en praat alleen over het incident als uw collega dat wil.

Tip 5
Onderschat de weerbaarheid van uw collega niet. Duw iemand niet te veel in de slachtofferrol en maak geen drama van het incident. Het helpt als uw collega ervan overtuigd is dat hij er wel weer bovenop komt. Stimuleer hem in deze overtuiging.

Tips ontleend aan:
Huub Buijssen, Traumatische ervaringen van verpleegkundigen. Als je beroep een nachtmerrie wordt. Elsevier, 2003

‘Baas hoeft niet met zakdoekjes te wapperen’ De Volkskrant 5 oktober 2005

Door Miriam Immerzeel

Werknemers krijgen in hun werkomgeving vaker te maken met agressie. Opvang is van cruciaal belang. Vooral door de baas zelf. Mensen denken vaak dat het vooral om emoties gaat. Maar dat is een misverstand.

Een bankovervaller die een pistool op je slaap plaatst. Of een klant die zij grieven kracht bijzet met een honkbalknuppel. Steeds meer Nederlanders krijgen te maken met agressie op het werk. Van hotelmedewerkers tot ambulancepersoneel, van gemeenteambtenaren tot leerkrachten, veel beroepsgroepen begeven zich en de hufterzone. Daar lijkt een scheldpartij, bedreiging of erger inmiddels normaal.Zo heeft een kwart van de leerkrachten in het basisonderwijs afgelopen
schooljaar te maken gehad met agressie van ouders.In sommige gevallen leidt agressie en geweld tot langdurige uitval. Iets meer dan 2 procent van de werknemers zegt zelfs langer dan een
maand te hebben verzuimd als gevolg van agressie en geweld op het werk. Opmerkelijk is dat vooral jongere werknemers zeggen dat zij om die reden wel een verzuimen of minder goed functioneren. Belangrijk is dat werknemers die met agressie te maken hebben gehad,
goed worden opgevangen. Bijna 11 procent zegt behoefte te hebben aan hulp in het omgaan met conflicten, intimidatie of agressie.
En ze hebben groot gelijk vindt Huub Buijssen. Hij is zelfstandig psycholoog en schrijver
van diverse boeken over agressie, opvang na aangrijpende gebeurtenissen en preventie op het werk. Werknemers die goed zijn opgevangen, voelen zich gesteund en kunnen zelfs meer tevreden met hun baan zijn dan collega`s die nog nooit iets ergs op het werk hebben meegemaakt.
Slechte of geen opvang vergeten werknemers nooit. Ze blijven misschien wel werken, maar zijn het minst tevreden en gemotiveerd, aldus Buijssen. Vooral de direct leidinggevende speelt een bepalende rol, zo blijkt onder meer uit een peiling onder verpleegkundigen. Op de vraag wie ze
de belangrijkste steun vinden, kwam een opmerkelijk antwoord: hun manager. Dus niet collega`s, niet de familie en ook niet het bedrijfsomvangteam. Medewerkers die iets meemaken op hun werk voelen zich niet alleen aangedaan door de dader, legt Buijssen uit, maar ook door hun werkgever. Vlak na een incident ben je als manager het gezicht van de organisatie. Er wordt verwacht dat je iets doet..De vraag is natuurlijk wat je dan moet doen in ieder geval is het
meestal niet nodig om meteen met zakdoeken te gaan wapperen. Mensen denken vaak dat het vooral om emoties gaat. “Dat is een misverstand”, zegt Rolf Kleber, bijzonder hoogleraar
psychotraumatologie aan de Universiteit Utrecht. De allereerst opvang moet heel praktisch zijn. Bij heel ernstige voorvallen is het vooral een kwestie van wegvoeren van het incident, schone kleding en contact met de familie en politie. Breng structuur aan in de situatie, daar
hebben slachtoffers van geweld behoefte aan. Maar daarna met er wel een moment komen dat alle betrokkenen even rustig gaan zitten. Na de eerste schrik wil de meerderheid meteen zijn
of haar verhaal kwijt, dus dan moet de manager gewoon luisteren. De rest die niet wel praten, moet je toch expliciet vragen of je iets voor ze kunt doen. Wat je in ieder geval niet moet zeggen, is dat het iedereen wel eens overkomt, waarschuwt Kleber. Zeg ook niet: ‘Jongens, het werk gaat door.’ Op zo`n moment gaat het om erkenning. “Ja, er is iets ergs gebeurd en ik vind het vreselijk voor je”. Ga ook niet de situatie zitten te vergelijken met iets wat jezelf ooit hebt
meegemaakt. Als leidinggevende heb je toch een andere rol. Want als de eerste consternatie voorbij is, is het vooral aan leidinggevenden om lering te trekken uit incidenten. Dat zijn ze niet
alleen verplicht aan hun medewerkers, maar ook aan de werkgever en de Arbo-wet. Aan klanten, leerlingen en patiënten kan een manager niet sleutelen. Maar wel aan de werkomstandigheden. Buijssen noemt de aanpak van een psychiatrisch ziekenhuis als voorbeeld.”Beetje bij
beetje kwam het erachter dat de overdracht tussen teams hét moment van de dag was dat patiënten onrustig werden en eerder agressief. Daar hebben ze op ingespeeld door de overdracht op een andere manier te doen, met meer medewerkers”.Er wordt veel van leidinggevenden geëist, vindt Buijssen. Ze moeten iemand kunnen troosten, maar tegelijk ook de belangen van de hele
afdeling in de gaten hoeden en die van de hele organisatie. Terwijl ze zelf misschien ook van de kaart zijn door het incident of door de confrontatie met het slachtoffer. Het licht er een beetje aan hoe intiem de verhoudingen zijn, maar echt je verdriet delen met medewerkers raden beide psychologen leidinggevenden niet aan.”Je kunt dan beter steun zoeken bij collega managers of je eigen leidinggevende. Veel bedrijven hebben vertrouwenspersonen of bedrijfsmaatschappelijk werkers in dienst”, aldus Kleber..Op langere termijn moeten direct leidinggevenden in de gaten houden of mensen niet posttraumatische stresstoornis ontwikkelen, een ernstige verwerkingsstoornis. Bij Buijssen legt uit:”Kunnen ze zich niet concentreren op hun werk, zijn er problemen thuis, komen ze afwezig en dof over? Dan is het tijd om professionele hulp te zoeken, ga niet zelf wroeten in iemand gevoelens.

Eerste hulp bij agressie:
1 Zoek uit wat precies is gebeurd.
2. Wie zijn er direct en indirect getroffen.
3. Welke behoeften hebben de medewerkers?
4. Wat moet je nu en wat later regelen?
5. Geef kwetsbare medewerkers extra aandacht.
6. Toon begrip.
7. Niet bagatelliseren, geen foute grappen.
8. Regel telefonisch contact met familie.
9. Informeer niet-betrokken medewerkers.
10.Informeer medewerkers over (professionele) vervolghulp

‘Arts verwerkt trauma in zijn eentje’ Het Parool, 6 oktober 2003

Het Parool, 6 oktober 2003
(ook verschenen in: Tubantia, Utrechs Nieuwsblad, Rijn en Gouwstreek,
De Amersfoortse Courant & het Leidsch Dagblad)

(Van een onzer verslaggevers)

DEN HAAG (GPD) – Artsen moeten een traumatische ervaring vaak in hun eentje verwerken, omdat zorginstellingen te weinig aandacht besteden aan nazorg. Artsen lopen door de gebrekkige aandacht voor trauma’s het risico dat ze ziek thuis komen te zitten. Of ze haken vroegtijdig af tijdens hun co-assistentschap. Dat stelt psycholoog Huub Buijssen in het boek ‘Uit de Praktijk. Indringende ervaringsverhalen van artsen’, dat vandaag wordt gepubliceerd.

Buijssen stelt dat het taboe op trauma’s bij artsen moet worden doorbroken. ,De overheersende gedachte is dat artsen maar tegen alle verschrikkingen moeten kunnen, die ze in hun werk tegen kunnen komen, net zoals brandweermannen tegen rook en vuur moeten kunnen. Maar ze maken zaken mee die soms wel heel extreem zijn.” In het boek komen 17 artsen aan het woord door wiens onachtzaamheid patiënten onnodig stierven, artsen die te kampen gehad met hevige agressie of fysiek geweld, die te maken kregen met suïcide van een eigen patiënt of die meehielpen aan euthanasie. Openhartig vertellen ze over hun slapeloze nachten, hun vertwijfeling, hun angsten en onzekerheden.

Sinds 2000 zijn zorginstellingen verplicht om traumaopvang te regelen. Nog maar de helft van de instellingen heeft daaraan voldaan. Bovendien ligt bij de protocollen voor traumaopvang sterk de nadruk op verpleegkundigen en ondersteunend personeel, artsen zitten zelden in een bedrijfsopvangteam. ,,Artsen willen net als iedereen graag praten met gelijkstelden, maar de kleine groepjes vertrouwenspersonen die er zijn bestaan vaak uit verpleegkundigen.”

De auteur en psycholoog stelt dat het moeilijk is voor artsen om met trauma’s om te gaan, omdat dat als zwakte kan worden geduid. Dat zou invloed kunnen hebben op de positie van de arts als eindverantwoordelijke. ,,Een kapitein op een schip mag op kritieke momenten ook niet onzeker overkomen, want dat ondermijnt zijn positie en gezag. In die zin is de kalme pose van onverstoorbaarheid zowel begrijpelijk als functioneel, bovendien wacht na een incident voor een arts al vaak weer de volgende patiënt”, zegt Buijssen.

Vooral artsen in de leerfase zijn kwetsbaar, omdat ze dan voor het eerst met geboorte en dood en ‘al het gekwakkel er tussen in’ te maken krijgen. ,,Artsen in opleiding worden nu vanaf de collegebanken in het diepe gegooid en als kuikentjes plots uit het nest geduwd met de opdracht zelf maar te leren vliegen. Ze leren hun vak nu eenmaal pas echt door te werken met levende mensen. Een betere voorbereiding, waarbij vooral wordt gezegd dat angst en twijfel in het begin normaal zijn, voorkomt dat ze er vroegtijdig de brui aangeven. Ze voelen zich nu vaak onzeker en twijfelen aan zichzelf, omdat ze denken dat angst niet normaal is. Deze cultuur heerst ook in veel ziekenhuizen waar artsen de scepter voeren die zich al jarenlang getraind hebben in het recht houden van hun schouders.’

Om agressie, geweld en bedreigingen tegen te gaan, en zo trauma’s te voorkomen, zouden met name bedrijfs- en huisartsen die vaak alleen werken een alarmknopje onder hun bureau moeten krijgen. Arbodiensten en de Nederlandse Vereniging van Bedrijfsartsen hebben dat al eerder toegezegd, maar er is nog niks gebeurd. In het boek bekent een arts dat hij daarom altijd een honkbalknuppel achter zijn bureau heeft staan.


Huub Buijssen en Suzanne Buis: Uit de praktijk. Indringende ervaringsverhalen van artsen. De Stiel, €25,-. ISBN 90 704 1531 3

‘Angst reden om beroep te verlaten’ Verpleegkunde Nieuws, 4 maart 2004

Verpleegkunde Nieuws, 4 maart 2004

Angst voor de nachtdienst komt vaak voor onder verpleegkundigen, evenals de angst om te reanimeren. Maar ze lopen er niet mee te koop. Gevolg is dat een aantal van hen het vak verlaat. Dat zegt psycholoog Huub Buijssen, bekend van de boeken Geschokt en Geraakt, over traumatische ervaringen van verpleegkundigen.

Buijssen had voor zijn werk contact met vele verpleegkundigen, die hem over hun ervaringen vertelden of schreven. Aan de hand daarvan durft hij te stellen dat onder verpleegkundigen, net als onder politiemensen, brandweerlieden en machinisten, behoorlijk veel angst voorkomt. “Als je ziet wat verpleegkundigen doen, is dat helemaal niet vreemd”, zegt hij. “Zeker niet als je weet dat angst ook onder de rest van de bevolking de meest voorkomende psychische klacht is.”
Omdat verpleegkundigen niet te koop lopen met hun angst, zijn er geen betrouwbare cijfers over. Daarom doet Verpleegkunde Nieuws in samenwerking met de vakbonden CNV Publieke Zaak, de Unie Zorg en Welzijn en NU’91 een lezersonderzoek over het onderwerp via een enquête in dit blad.
Buijssen twijfelt er niet aan dat verpleegkundigen regelmatig bang zijn op hun werk. Angst voor de nacht, agressie en reanimatie, zijn de meest bekende angsten van verpleegkundigen. Maar Buijssen heeft ook gehoord van angst om te injecteren, een dode te vinden of om ernstige fouten te maken.
“Meestal is er geen sprake van een stoornis, maar een redelijk gezonde reactie op een vervelende gebeurtenis. Het is pas een stoornis als de verpleegkundige erdoor belemmerd wordt in het werk. Zulke verpleegkundigen hebben doorgaans een arsenaal aan trucjes om hun angst te verbergen, maar dat houdt een keer op. Het enige wat dan nog kan is een andere, minder confronterende baan zoeken. En dat gebeurt helaas regelmatig.”(ME)

‘Medische missers eerder melden’ Brabants Dagblad 6 december 2003

Brabants Dagblad 6 december 2003

door: Wim Arts

Tilburg. Ziekenhuizen moeten veel opener worden over medische missers. Een systeem dat het snel melden van fouten in principe niet wordt bestraft, zou de veiligheid in ziekenhuizen sterk bevorderen. Dat is de conclusie van de Tilburgse psycholoog H. Buijssen, na een onderzoek onder artsen en specialisten.
Buijssen stelt verder vast dat artsen en specialisten in ziekenhuizen grote trauma’s kunnen overhouden aan schokkende gebeurtenissen als zelfmoord, euthanasie en de geboorte van zwaar gehandicapte of dode baby’s. Andere constateringen van hem zijn dat pesten onder personeel in ziekenhuizen een onderschat probleem is.
Dat het werk in ziekenhuizen voor verpleegkundigen heel traumatisch kan zijn, had Buijssen bij een eerder onderzoek al vastgesteld. Dat professionals als artsen en medisch specialisten zwaar aangeslagen kunnen raken na bepaalde gebeurtenissen, is iets wat in Nederland niet eerder is belicht.
Buijssen begon een onderzoek onder artsen, maar het viel nog niet mee om verhalen boven water te krijgen. Er rust een groot taboe op het onderwerp, ontdekte Buijssen. “En als een arts al bereid was om zijn verhaal te vertellen, dan gebeurde het dat hij het later weer introk”. Uiteindelijk verzamelde hij en zijn mede-auteur Suzanne Buis (ex-arts in opleiding en journaliste) 17 verhalen: veertien van Nederlandse artsen, twee van Duitse en een van een Belgische arts.
Het zijn aangrijpende verhalen over trieste en schokkende gebeurtenissen waarbij de arts soms beroepsmatig betrokken is en in sommige gevallen als patiënt of betrokkene. Enkele verhalen gaan over bedreigingen en agressie. Wat opvalt in de verhalen van artsen is dat ze in kwesties waarbij ze persoonlijk betrokken zijn begrip en steun van collega’s en ziekenhuisdirecties missen.

  • Ziekenhuizen in Tilburg en Den Bosch laten desgevraagd weten dat ze geen grote problemen kennen. Ze hebben regelingen getroffen voor het melden van fouten en voor de opvang van medewerkers.
    Het Twee Steden Ziekenhuis kent een protocol ‘schokkende gebeurtenissen’. De vertrouwenspersonen voor medewerkers zijn vorig jaar dertien keer geraadpleegd, maar over pesten is niets bekend.
  • Het Twee Steden Ziekenhuis kent een ‘zeer actieve’ meldingscommissie voor fouten en bijna-fouten. ‘Incidentenanalyse en procesverbetering staan voorop, niet de schuldvraag’.
  • Het Elisabethziekenhuis in Tilburg kent geen cijfers over traumatische gebeurtenissen en klachten omdat die zaken decentraal, per afdeling, aangepakt. “Als er zaken fout gaan wordt dat in alle openheid besproken. We moffelen niets weg”, aldus J. Jongerius van de Raad van Bestuur.
  • De commissie van het Elisabeth Ziekenhuis Tilburg die ‘incidenten patiëntenzorg’ registreert, kreeg vorig jaar 350 meldingen over ‘zaken die niet goed gaan’. Het ziekenhuis kent geen cijfers over traumatische gebeurtenissen en klachten omdat het die decentraal aanpakt.
  • Het Jeroen Bosch Ziekenhuis meldt dat het melden van fouten en bijna-ongelukken wordt gestimuleerd ‘om de kwaliteit te verbeteren en te leren van onze fouten’. Schuldvragen komen zelden aan de orde.
  • Ziekenhuis Bernhoven in Oss/Vechel heeft vorig jaar 365 meldingen van incidenten gehad.
  • ‘Traumatische ervaringen kwellen verpleegkundige’ De Volkskrant, Zaterdag 30 september 1995

    Hans van dam

    Zorg voor mensen in crisissituaties is even boeiend als riskant. De uitdaging zit in het vinden van een weg uit de crisis, het risico in het maken van verkeerde keuzen of het overvallen worden door onverwachte gebeurtenissen die hulpverleners machteloos of gedesillusioneerd achterlaten. Deze schaduwkanten van de hulpverlening tekenen zich scherp af onder verpleegkundigen en verzorgenden. Hoe ingrijpend onverwachte gebeurtenissen kunnen zijn, blijkt in Traumatische ervaringen van verpleegkundigen – Als je beroep een nachtmerrie wordt, geschreven door Huub Buijssen, psycholoog en verbonden aan de Rümke Stichting in Den Dolder. Het idee voor dit boekje ontstond in juni 1992, tijdens een wereldcongres over traumatische gebeurtenissen. In de ruim vierhonderd voordrachten tijdens dit congres werd uitvoerig stilgestaan bij traumatische ervaringen van onder anderen brandweerlieden, politiemensen, treinmachinisten, reddingswerkers, militairen, maar niet bij die van verpleegkundigen en verzorgenden. Terwijl de confrontatie met menselijk leed en dood onder die beroepsbeoefenaars toch ook niet gering is, stelt Buijssen terecht vast. Het verzamelen van voorbeelden uit de verpleegkundige praktijk viel niet mee. Angst voor repressie van leidinggevenden en schaamte over eigen emoties bleken de belangrijkste obstakels. Uiteindelijk kon Buijssen toch enkele tot de verbeelding sprekende voorbeelden aanbieden: de onverwachte dood van iemand, een aanranding in de kelder van een verpleeghuis, een zeer gewelddadige aanval van een psychotische patiënt, vier confrontaties met suïcide binnen anderhalf jaar, de geboorte van een kind zonder hoofdje. Bij sommige verpleegkundigen zijn de gevolgen van een ervaring zo ingrijpend dat van een psychotrauma moet worden gesproken, met alle gevolgen op korte en langere termijn van dien. Hoe hard de klap aankomt, is steeds een ingewikkeld samenspel van toevallige omstandigheden, de aard van de gebeurtenissen, iemands persoonlijkheid en de opvang. Helder inventariseert Buijssen kwetsbaarheids- en beschermingsfactoren, afzonderlijk en in hun verbindingen. Vervolgens schetst hij uitvoerig de mogelijkheden voor zelfhulp en opvang. De basis van hulp is de erkenning van psychotraumatische ervaringen – een erkenning die zeker nog geen gemeengoed is. De aanpak verschilt volgens Buijssen in essentie niet van die bij frontsoldaten: veel (laten) praten over het gebeurde en snel het contact herstellen met de eigen mensen, de gevechtsgroep; in de zorgverlening betreft dit de collega’s. De aanpak vraagt een breed gedragen erkenning van de problemen, zowel onder directe collega’s als onder leidinggevenden, en een organisatorische infrastructuur die een adequate opvang mogelijk maakt, met vertrouwelijkheid als hoeksteen. Buijssen verstaat de kunst in kort bestek precies aan te geven hoe problemen kunnen ontstaan en welke verplichtingen een zichzelf respecterende zorginstelling heeft om mogelijkheden van preventie en opvang te realiseren