‘Arts verwerkt trauma in zijn eentje’ Het Parool, 6 oktober 2003

Het Parool, 6 oktober 2003
(ook verschenen in: Tubantia, Utrechs Nieuwsblad, Rijn en Gouwstreek,
De Amersfoortse Courant & het Leidsch Dagblad)

(Van een onzer verslaggevers)

DEN HAAG (GPD) – Artsen moeten een traumatische ervaring vaak in hun eentje verwerken, omdat zorginstellingen te weinig aandacht besteden aan nazorg. Artsen lopen door de gebrekkige aandacht voor trauma’s het risico dat ze ziek thuis komen te zitten. Of ze haken vroegtijdig af tijdens hun co-assistentschap. Dat stelt psycholoog Huub Buijssen in het boek ‘Uit de Praktijk. Indringende ervaringsverhalen van artsen’, dat vandaag wordt gepubliceerd.

Buijssen stelt dat het taboe op trauma’s bij artsen moet worden doorbroken. ,De overheersende gedachte is dat artsen maar tegen alle verschrikkingen moeten kunnen, die ze in hun werk tegen kunnen komen, net zoals brandweermannen tegen rook en vuur moeten kunnen. Maar ze maken zaken mee die soms wel heel extreem zijn.” In het boek komen 17 artsen aan het woord door wiens onachtzaamheid patiënten onnodig stierven, artsen die te kampen gehad met hevige agressie of fysiek geweld, die te maken kregen met suïcide van een eigen patiënt of die meehielpen aan euthanasie. Openhartig vertellen ze over hun slapeloze nachten, hun vertwijfeling, hun angsten en onzekerheden.

Sinds 2000 zijn zorginstellingen verplicht om traumaopvang te regelen. Nog maar de helft van de instellingen heeft daaraan voldaan. Bovendien ligt bij de protocollen voor traumaopvang sterk de nadruk op verpleegkundigen en ondersteunend personeel, artsen zitten zelden in een bedrijfsopvangteam. ,,Artsen willen net als iedereen graag praten met gelijkstelden, maar de kleine groepjes vertrouwenspersonen die er zijn bestaan vaak uit verpleegkundigen.”

De auteur en psycholoog stelt dat het moeilijk is voor artsen om met trauma’s om te gaan, omdat dat als zwakte kan worden geduid. Dat zou invloed kunnen hebben op de positie van de arts als eindverantwoordelijke. ,,Een kapitein op een schip mag op kritieke momenten ook niet onzeker overkomen, want dat ondermijnt zijn positie en gezag. In die zin is de kalme pose van onverstoorbaarheid zowel begrijpelijk als functioneel, bovendien wacht na een incident voor een arts al vaak weer de volgende patiënt”, zegt Buijssen.

Vooral artsen in de leerfase zijn kwetsbaar, omdat ze dan voor het eerst met geboorte en dood en ‘al het gekwakkel er tussen in’ te maken krijgen. ,,Artsen in opleiding worden nu vanaf de collegebanken in het diepe gegooid en als kuikentjes plots uit het nest geduwd met de opdracht zelf maar te leren vliegen. Ze leren hun vak nu eenmaal pas echt door te werken met levende mensen. Een betere voorbereiding, waarbij vooral wordt gezegd dat angst en twijfel in het begin normaal zijn, voorkomt dat ze er vroegtijdig de brui aangeven. Ze voelen zich nu vaak onzeker en twijfelen aan zichzelf, omdat ze denken dat angst niet normaal is. Deze cultuur heerst ook in veel ziekenhuizen waar artsen de scepter voeren die zich al jarenlang getraind hebben in het recht houden van hun schouders.’

Om agressie, geweld en bedreigingen tegen te gaan, en zo trauma’s te voorkomen, zouden met name bedrijfs- en huisartsen die vaak alleen werken een alarmknopje onder hun bureau moeten krijgen. Arbodiensten en de Nederlandse Vereniging van Bedrijfsartsen hebben dat al eerder toegezegd, maar er is nog niks gebeurd. In het boek bekent een arts dat hij daarom altijd een honkbalknuppel achter zijn bureau heeft staan.


Huub Buijssen en Suzanne Buis: Uit de praktijk. Indringende ervaringsverhalen van artsen. De Stiel, €25,-. ISBN 90 704 1531 3

‘Angst reden om beroep te verlaten’ Verpleegkunde Nieuws, 4 maart 2004

Verpleegkunde Nieuws, 4 maart 2004

Angst voor de nachtdienst komt vaak voor onder verpleegkundigen, evenals de angst om te reanimeren. Maar ze lopen er niet mee te koop. Gevolg is dat een aantal van hen het vak verlaat. Dat zegt psycholoog Huub Buijssen, bekend van de boeken Geschokt en Geraakt, over traumatische ervaringen van verpleegkundigen.

Buijssen had voor zijn werk contact met vele verpleegkundigen, die hem over hun ervaringen vertelden of schreven. Aan de hand daarvan durft hij te stellen dat onder verpleegkundigen, net als onder politiemensen, brandweerlieden en machinisten, behoorlijk veel angst voorkomt. “Als je ziet wat verpleegkundigen doen, is dat helemaal niet vreemd”, zegt hij. “Zeker niet als je weet dat angst ook onder de rest van de bevolking de meest voorkomende psychische klacht is.”
Omdat verpleegkundigen niet te koop lopen met hun angst, zijn er geen betrouwbare cijfers over. Daarom doet Verpleegkunde Nieuws in samenwerking met de vakbonden CNV Publieke Zaak, de Unie Zorg en Welzijn en NU’91 een lezersonderzoek over het onderwerp via een enquête in dit blad.
Buijssen twijfelt er niet aan dat verpleegkundigen regelmatig bang zijn op hun werk. Angst voor de nacht, agressie en reanimatie, zijn de meest bekende angsten van verpleegkundigen. Maar Buijssen heeft ook gehoord van angst om te injecteren, een dode te vinden of om ernstige fouten te maken.
“Meestal is er geen sprake van een stoornis, maar een redelijk gezonde reactie op een vervelende gebeurtenis. Het is pas een stoornis als de verpleegkundige erdoor belemmerd wordt in het werk. Zulke verpleegkundigen hebben doorgaans een arsenaal aan trucjes om hun angst te verbergen, maar dat houdt een keer op. Het enige wat dan nog kan is een andere, minder confronterende baan zoeken. En dat gebeurt helaas regelmatig.”(ME)

‘Medische missers eerder melden’ Brabants Dagblad 6 december 2003

Brabants Dagblad 6 december 2003

door: Wim Arts

Tilburg. Ziekenhuizen moeten veel opener worden over medische missers. Een systeem dat het snel melden van fouten in principe niet wordt bestraft, zou de veiligheid in ziekenhuizen sterk bevorderen. Dat is de conclusie van de Tilburgse psycholoog H. Buijssen, na een onderzoek onder artsen en specialisten.
Buijssen stelt verder vast dat artsen en specialisten in ziekenhuizen grote trauma’s kunnen overhouden aan schokkende gebeurtenissen als zelfmoord, euthanasie en de geboorte van zwaar gehandicapte of dode baby’s. Andere constateringen van hem zijn dat pesten onder personeel in ziekenhuizen een onderschat probleem is.
Dat het werk in ziekenhuizen voor verpleegkundigen heel traumatisch kan zijn, had Buijssen bij een eerder onderzoek al vastgesteld. Dat professionals als artsen en medisch specialisten zwaar aangeslagen kunnen raken na bepaalde gebeurtenissen, is iets wat in Nederland niet eerder is belicht.
Buijssen begon een onderzoek onder artsen, maar het viel nog niet mee om verhalen boven water te krijgen. Er rust een groot taboe op het onderwerp, ontdekte Buijssen. “En als een arts al bereid was om zijn verhaal te vertellen, dan gebeurde het dat hij het later weer introk”. Uiteindelijk verzamelde hij en zijn mede-auteur Suzanne Buis (ex-arts in opleiding en journaliste) 17 verhalen: veertien van Nederlandse artsen, twee van Duitse en een van een Belgische arts.
Het zijn aangrijpende verhalen over trieste en schokkende gebeurtenissen waarbij de arts soms beroepsmatig betrokken is en in sommige gevallen als patiënt of betrokkene. Enkele verhalen gaan over bedreigingen en agressie. Wat opvalt in de verhalen van artsen is dat ze in kwesties waarbij ze persoonlijk betrokken zijn begrip en steun van collega’s en ziekenhuisdirecties missen.

  • Ziekenhuizen in Tilburg en Den Bosch laten desgevraagd weten dat ze geen grote problemen kennen. Ze hebben regelingen getroffen voor het melden van fouten en voor de opvang van medewerkers.
    Het Twee Steden Ziekenhuis kent een protocol ‘schokkende gebeurtenissen’. De vertrouwenspersonen voor medewerkers zijn vorig jaar dertien keer geraadpleegd, maar over pesten is niets bekend.
  • Het Twee Steden Ziekenhuis kent een ‘zeer actieve’ meldingscommissie voor fouten en bijna-fouten. ‘Incidentenanalyse en procesverbetering staan voorop, niet de schuldvraag’.
  • Het Elisabethziekenhuis in Tilburg kent geen cijfers over traumatische gebeurtenissen en klachten omdat die zaken decentraal, per afdeling, aangepakt. “Als er zaken fout gaan wordt dat in alle openheid besproken. We moffelen niets weg”, aldus J. Jongerius van de Raad van Bestuur.
  • De commissie van het Elisabeth Ziekenhuis Tilburg die ‘incidenten patiëntenzorg’ registreert, kreeg vorig jaar 350 meldingen over ‘zaken die niet goed gaan’. Het ziekenhuis kent geen cijfers over traumatische gebeurtenissen en klachten omdat het die decentraal aanpakt.
  • Het Jeroen Bosch Ziekenhuis meldt dat het melden van fouten en bijna-ongelukken wordt gestimuleerd ‘om de kwaliteit te verbeteren en te leren van onze fouten’. Schuldvragen komen zelden aan de orde.
  • Ziekenhuis Bernhoven in Oss/Vechel heeft vorig jaar 365 meldingen van incidenten gehad.
  • ‘Traumatische ervaringen kwellen verpleegkundige’ De Volkskrant, Zaterdag 30 september 1995

    Hans van dam

    Zorg voor mensen in crisissituaties is even boeiend als riskant. De uitdaging zit in het vinden van een weg uit de crisis, het risico in het maken van verkeerde keuzen of het overvallen worden door onverwachte gebeurtenissen die hulpverleners machteloos of gedesillusioneerd achterlaten. Deze schaduwkanten van de hulpverlening tekenen zich scherp af onder verpleegkundigen en verzorgenden. Hoe ingrijpend onverwachte gebeurtenissen kunnen zijn, blijkt in Traumatische ervaringen van verpleegkundigen – Als je beroep een nachtmerrie wordt, geschreven door Huub Buijssen, psycholoog en verbonden aan de Rümke Stichting in Den Dolder. Het idee voor dit boekje ontstond in juni 1992, tijdens een wereldcongres over traumatische gebeurtenissen. In de ruim vierhonderd voordrachten tijdens dit congres werd uitvoerig stilgestaan bij traumatische ervaringen van onder anderen brandweerlieden, politiemensen, treinmachinisten, reddingswerkers, militairen, maar niet bij die van verpleegkundigen en verzorgenden. Terwijl de confrontatie met menselijk leed en dood onder die beroepsbeoefenaars toch ook niet gering is, stelt Buijssen terecht vast. Het verzamelen van voorbeelden uit de verpleegkundige praktijk viel niet mee. Angst voor repressie van leidinggevenden en schaamte over eigen emoties bleken de belangrijkste obstakels. Uiteindelijk kon Buijssen toch enkele tot de verbeelding sprekende voorbeelden aanbieden: de onverwachte dood van iemand, een aanranding in de kelder van een verpleeghuis, een zeer gewelddadige aanval van een psychotische patiënt, vier confrontaties met suïcide binnen anderhalf jaar, de geboorte van een kind zonder hoofdje. Bij sommige verpleegkundigen zijn de gevolgen van een ervaring zo ingrijpend dat van een psychotrauma moet worden gesproken, met alle gevolgen op korte en langere termijn van dien. Hoe hard de klap aankomt, is steeds een ingewikkeld samenspel van toevallige omstandigheden, de aard van de gebeurtenissen, iemands persoonlijkheid en de opvang. Helder inventariseert Buijssen kwetsbaarheids- en beschermingsfactoren, afzonderlijk en in hun verbindingen. Vervolgens schetst hij uitvoerig de mogelijkheden voor zelfhulp en opvang. De basis van hulp is de erkenning van psychotraumatische ervaringen – een erkenning die zeker nog geen gemeengoed is. De aanpak verschilt volgens Buijssen in essentie niet van die bij frontsoldaten: veel (laten) praten over het gebeurde en snel het contact herstellen met de eigen mensen, de gevechtsgroep; in de zorgverlening betreft dit de collega’s. De aanpak vraagt een breed gedragen erkenning van de problemen, zowel onder directe collega’s als onder leidinggevenden, en een organisatorische infrastructuur die een adequate opvang mogelijk maakt, met vertrouwelijkheid als hoeksteen. Buijssen verstaat de kunst in kort bestek precies aan te geven hoe problemen kunnen ontstaan en welke verplichtingen een zichzelf respecterende zorginstelling heeft om mogelijkheden van preventie en opvang te realiseren