‘Als je beroep een nachtmerrie wordt’ Eindhovens Dagblad 20 -3 1999

Als je beroep een nachtmerrie wordt. Daarover spreken verpleegkundigen in twee boeken die volgende week verschijnen. Ze vertellen over hun traumatische ervaringen met dood en agressie. In veel verhalen komt het gebrek aan begrip en nazorg na een schokkende gebeurtenis op pijnlijke wijze naar voren. De beroepsgroep lijdt aan ‘misplaatste flinkheid’.

Ik wil er nooit meer aan herinnerd worden’. Zo begint het verhaal van Anke. Het is nog maar een half jaar geleden dat ze op een gesloten afdeling in een psychiatrisch ziekenhuis werkte. Na een traumatische ervaring stopte ze ermee. Haar moeder schreef haar ontslagbrief. Anke werkt nu als verpleegkundige in een algemeen ziekenhuis. Anke’s verhaal gaat over de zwakbegaafde Johan, een ‘jongen met trouwe hondenogen die de hele dag vlekken op de vloer bestudeert’. Tijdens een nachtdienst overrompelt Johan haar:

‘Voor ik begrijp wat er gebeurt, drukt Johan mij tegen de muur. ‘Rustig aan, kalm blijven’, schiet het door mijn hoofd, dan zal de ijzeren greep om mijn polsen vanzelf verslappen. Ik kijk Johan recht in zijn ogen. Maar ik krijg geen contact met hem. Hij is niet meer toegankelijk. Nu weet ik dat ik verloren ben. Ik vloek en huil. Johans handen zwerven overal over mijn lichaam. Ik proef zijn tong, een dikke zware slang die zich tussen mijn lippen dringt. Zijn mond legt mij het zwijgen op. Ik probeer te trappen, te schoppen, in zijn ogen te prikken. Tegenover zijn lichaamskracht ben ik echter machteloos.’ ‘Als Jan en Gerard eindelijk komen en Johan van mij wegtrekken, ligt ik als een huilend hoopje op de grond. Ik schaam me dood voor de ontklede toestand waarin mijn collega’s mij zien. Ik heb maar één gedachte: ‘weg van hier, naar huis’. Ik breng mijn kleren zo snel mogelijk in fatsoen en ren weg van de afdeling. Jan en Gerard roepen mij na. Ik wil niet met hen praten. Ik schaam me te erg.’ ‘Mijn moeder vangt me thuis op. Zij maakt een kop warme soep voor mij klaar, laat me uithuilen en dekt me toe als ik ga slapen. Ik wil niemand van het ziekenhuis meer onder ogen komen. Als ik aan de afdeling of mijn collega’s denk, zie ik mijzelf weer naakt op de grond liggen. En ik weet dat als zij naar mij kijken zij hetzelfde zullen zien of het zich zullen proberen voor te stellen. Johan heeft mij gebrandmerkt. Ik kan in het ziekenhuis niet meer dezelfde zijn als vroeger.’

Het is één van de vele traumatische ervaringen van verpleegkundigen en verzorgenden uit de boeken Geraakt (psychiatrie) en Geschokt (algemene gezondheidszorg) van de klinisch psycholoog Huub Buijssen en auteur/verpleeghulp Suzanne Buis. Het zijn indringende verhalen van een beroepsgroep die vooral oog heeft voor de noden van een ander, maar minder van zichzelf. ‘Iedereen die voor het verpleegkundig beroep kiest, komt onherroepelijk in aanraking met emotionele gebeurtenissen. Schokkende incidenten zoals uitingen van agressie door patiënten of familie, het plotseling overlijden van een (jonge) patiënt of de zelfmoord van een patiënt: het hoort er allemaal bij, maar het moet niet normaal worden gevonden. Verpleegkundigen praten er te weinig over, we eisen al gauw van elkaar dat de draad weer wordt opgepakt. Dit is misplaatste flinkheid, we weten dat je er op termijn last van krijgt’, zegt beleidsmedewerker Marcellino Bogers van NU’91, de beroepsorganisatie van de verpleging.

Bogers doelt op een onlangs door NU’91 gehouden enquête over veiligheid en welzijn onder verpleegkundigen. Daaruit blijkt dat meer dan de helft van de ondervraagde verpleegkundigen er -‘s nachts letterlijk en figuurlijk alleen voor staat. Ze voelen zich onveilig. Tweederde van de ondervraagden heeft in de afgelopen jaren een schokkende gebeurtenis meegemaakt. Als meest schokkend wordt ervaren: agressie, het plotseling overlijden van een patiënt, bedreiging, insluiping en de zelfdoding van een patiënt.

CECIEL HEEFT NACHTDIENST: ‘Het is zo’n mooie zwoele avond in mei. Een avond om op een terrasje te zitten, niet om te werken. Ik doe mijn fiets op slot, en loop door de ingang van B1, de gesloten opname-afdeling van het ziekenhuis. Dan schrik ik ineens van een ijselijke gil, ik kijk omhoog en zie het hoofd van Paul op mij afkomen. Ik verstijf helemaal. Nog geen halve meter van mij vandaan spat het als een watermeloen uit elkaar. Mijn kleren zitten onder Pauls bloed. Van schrik geef ik zijn lichaam een flinke schop en vloek ik hem stijf. Pas daarna ben ik in staat om hulp te halen. Nu, twaalf jaar later, zie ik Paul nog steeds van vier hoog op mij afkomen en uiteenspatten als ik iemand hoor gillen. O, wat haat ik gillende mensen.’ Meer dan de helft van de ondervraagden uit de NU’91-enquête geeft aan dat er geen protocol is binnen de zorginstelling, waarin een leidraad is vastgelegd voor de opvang en begeleiding van zorgverleners na een schokkende gebeurtenis. ‘Ongelofelijk en onbegrijpelijk’, vindt beleidsmedewerker Bogers van NU’91.

De gezondheidszorg loopt op het gebied van traumazorg volgens de vakbondsman ver achter bij politie, brandweer, Nederlandse Spoorwegen en het bankwezen. Een treinmachinist die machteloos moet toezien hoe een psychiatrisch patiënt onder de wielen komt, kan rekenen op een goede nazorg. De verpleegkundige, die hetzelfde tafereel heeft gadegeslagen, moet het vaak met minder doen. ‘Even uithuilen, een kop koffie, een sigaret en op naar de volgende patiënt’, is het devies.

De beroepsorganisatie van de verpleging wil in april, bij de onderhandelingen voor de nieuwe cao voor de zorgsector, per instelling een protocol eisen voor de opvang en nazorg van getraumatiseerde verpleegkundigen. De vakorganisaties in de zorg eisen een strikte naleving van de wettelijke richtlijnen voor een veilige werkplek (voldoende personeel, bewaking, alarmeringssystemen). Iets minder dan de helft van de ondervraagden blijkt bijvoorbeeld geen alarmsysteem te hebben tijdens de nachtdienst. Naar traumatische ervaringen in de zorg is tot op heden relatief weinig wetenschappelijk onderzoek verricht. Volgens een recente studie onder verpleegkundigen van de intensive care en spoedeisende hulp van het Academisch Ziekenhuis Utrecht heeft 98 procent wel eens een schokkende gebeurtenis meegemaakt. In ruim tweederde van de gevallen had dat te maken met de confrontatie met de dood. Vooral de dood van kinderen en jonge mensen heeft een grote impact. Een vergelijkbaar beeld valt op te tekenen uit een Nederlandse studie (1995) van ambulanceverpleegkundigen.

Het meest diepgaand onderzoek is een studie uit 1994 van de Utrechtse psycholoog Peter van der Velden en verpleegwetenschapper T. Herpers naar agressie in de psychiatrie. De helft (52 procent) van de ondervraagde personeelsleden in de psychiatrie blijkt een of meer keren per jaar serieus bedreigd te worden. Iets meer dan de helft van het personeel wordt wel eens geconfronteerd met lichamelijk geweld (van schoppen, slaan en bijten tot dreiging met mes of geweer). En een op de tien werknemers in de psychiatrie is jaarlijks slachtoffer van een vorm van seksueel geweld. Minstens een op de vijf zegt minimaal een keer per jaar letsel op te lopen. Het werkelijke aantal slachtoffers van geweldsmisdrijven binnen de psychiatrie ligt zeer waarschijnlijk hoger. Nog geen 50 procent van de slachtoffers maakt melding van lichamelijk geweld.

Het belang van slachtofferhulp wordt groot geacht, omdat circa een op de drie hulpverleners, met name psychiatrisch verpleegkundigen, ernstige gezondheidsklachten heeft. Terwijl bij de collega’s die niet of nauwelijks ervaringen hebben met agressieve patiënten deze verhouding circa een op de veertien bedraagt. De slachtoffers van geweldsdelicten in de zorg moeten in principe volgens Van der Velden en Herpers in aanmerking kunnen komen voor hulpprogramma’s, zoals ontwikkeld voor overvallen bankpersoneel, treinmachinisten na suïcide-incidenten, brandweerlieden en politiemannen na een menselijk drama.

‘ZIJN ZE AL AFGELEGD?’ Aan het begin van de nachtdienst (22.00 uur) op de afdeling neurologie van een academisch ziekenhuis hoort Marijke over de opname van twee vriendjes van acht jaar, die op de fiets zijn aangereden. Ze komen van de operatiekamer: ‘Ik voel dat het verkeerd gaat met Tommy (…) de spanning loopt bij mij steeds verder op. ‘Doe ik alles wel goed?’ Maar na anderhalf uur overlijdt Tommy. Ik voel me ellendig. Een kind is me ontglipt, dit moet niet kunnen.’ Doodsbang loopt Marijke met Tommy op een brancard op het middernachtelijk uur door de donkere gangen, waarin een ijzige stilte heerst, naar het mortuarium. ‘Helemaal bezweet kom ik op de afdeling aan, zoek meteen een wc op en ga daar zitten huilen. Ik zie die lieve snoet van Tommy voor me, die schattige sproetjes van hem en zijn mooie krulletjes.’ Veel tijd om te treuren heeft ze niet want Pieter komt binnen. Maar ook bij Pieter gaat het mis. De bloeddruk in zijn hoofdje loopt fors op. ‘Ik roep de chirurg erbij. Die is boos, omdat hij weer uit zijn bed moet komen.’ De arts kan niets doen. Pieter overlijdt. ‘Ik ben nu de wanhoop nabij. Ik denk: ‘dit komt door mij, ik ben leerling, ze hebben me de verantwoording gegeven en ik heb natuurlijk veel dingen verkeerd gedaan’. Pieter moet worden afgelegd en naar het mortuarium vervoerd. Bij het openen van een deur beweegt het lakentje waaronder Tommy ligt, door een luchtdrukverplaatsing. In de gedachte dat Tommy wellicht nog leeft, rent Marijke volledig overstuur naar haar afdeling terug. Twee kinderen zijn overleden tijdens de nachtdienst. ‘Zijn ze al afgelegd?’, vraagt de ochtenddienst. ‘Als ik bevestigend antwoord, is hun enige reactie: ‘O, dat is misschien wel wat zwaar geweest’. Verder nog iets bijzonders?’ Na twee weken van ziekteverzuim, een laconieke houding van de bedrijfsarts besluit Marijke om haar ontslagbrief te schrijven.

HOEVEEL VERPLEEGKUNDIGEN hun beroep vaarwel zeggen ten gevolge van een schokkende gebeurtenis is volgens auteur Huub Buijssen onbekend. Dat dit geen zeldzaamheid is, blijkt volgens hem uit een onderzoek (1998) onder intensive care-verpleegkundigen van een algemeen ziekenhuis. Een op de zes had na een schokkende gebeurtenis overwogen om serieus te stoppen. En bijna een op de vier kende een verpleegkundige die na een traumatische ervaring daadwerkelijk uit het vak is gestapt. Buijssen: ‘De meeste verpleegkundigen die een schokkende gebeurtenis meemaken en zo een psychotrauma oplopen, slagen er in na enkele dagen of weken de draad van het leven weer op te pakken. De eerste dagen of weken slapen ze nog slecht, denken ze veel aan het voorval, zijn ze angstig en paniekerig. Ze twijfelen aan zichzelf en aan hun toekomst, maar geleidelijk aan wordt dat minder. Ze voelen zich weer de oude worden.’

Ongeveer een op de vijf verpleegkundigen lukt het niet om de schokkende gebeurtenis achter zich te laten en het eigen bestaan er niet meer door te laten beheersen. Ze hebben er na een maand nog bijna evenveel last van of mogelijk zelfs nog meer als vlak na de gebeurtenis. In het proces van verwerking is geen vooruitgang geboekt. Er is dan sprake van een posttraumatisch stress syndroom. Met een doelgerichte therapie kan dit syndroom worden aangepakt.

Huub Buijssen pleit voor preventie. Een veilige werkplek, zelfhulpteams en tijdige signalering en goede begeleiding van verpleegkundigen, en in het bijzonder leerling-verpleegkundigen, stagiaires en tijdelijke krachten. Dat is noodzakelijk om trauma’s voor het leven te voorkomen. Verpleeghulp Suzanne Buis, auteur van het boek Geen tijd om aardig te zijn, erkent na lezing van een reeks traumatische ervaringen van collega’s in de zorg pas te hebben besefd, hoeveel angst, woede en verdriet uit het verleden ze verdrongen had. Buis: ‘Omdat ik als verpleeghulp vaak geconfronteerd werd met ingrijpende gebeurtenissen, dacht ik ten onrechte dat die gebeurtenissen gewone, alledaagse voorvallen waren. Het leek mij dat mijn eigen en andermans reacties daarop overtrokken waren. Wanneer een collega vertelde dat een patiënt haar bedreigd had, dacht ik: dat komt wel vaker voor, er is toch niemand gewond geraakt? En wanneer ik iemand dood in bed aantrof, dacht ik: ja, dat is inderdaad vervelend. Maar je kunt er niet bij stil blijven staan. Als je niet tegen een psychisch stootje kunt, kun je beter in een kledingboetiek werken.’

‘Nu probeer ik erover te praten als iets mij geraakt heeft. Ik schaam me niet meer voor mijn kwetsbaarheid.’

Huub Buijssen en Suzanne Buis, Geschokt, Uitgeverij Elsevier/De Tijdstroom Maarssen, f. 17,50; Huub Buijssen en Suzanne Buis, Geraakt, Uitgeverij Elsevier De Tijdstroom Maarssen, f. 15,00. Beide boeken verschijnen 25 maart.

 

‘Trauma-opvang liever niet door gespecialiseerde hulpverleners.’ Psychopraxis, jaargang 4, nummer5, oktober 2002

‘Verpleegkundigen vinden overlijden kind het meest traumatisch’ “De Telegraaf, woensdag 5 mei 1998”

AMSTERDAM – „Handjes en voetjes glijden naar buiten. De baarmoedermond echter klemt als een ijzeren halsband om het hoofd van het kindje en houdt het gevangen. Met man en macht wordt getrokken. Maar het is te laat. Het kindje is dood. De teleurstelling en machteloosheid zijn groot. Vooral bij de arts-assistent. Als naar hem was geluisterd en een keizersnede was uitgevoerd, had het nog geleefd. De artsen verdwijnen. Aan mij de taak alles af te wikkelen en de ouders te troosten…”
Door Denise Hoogland

De ervaringsverhalen van verpleegkundigen in de onlangs verschenen boeken ‘Geschokt‘ en ‘Geraakt’, van Huub Buijssen en Suzanne Buis zijn, zoals ook de ondertitels aangeven, indringend. Soms zo indringend dat ze betrokkene een psychotrauma, een psychische wond, bezorgen. De auteurs laten aan de hand van talloze korte verhalen zien hoe een schokkende gebeurtenis tot problemen kan leiden, wat de gevolgen zijn en hoe deze (moeten) worden verwerkt. de boekjes onderstrepen het pleidooi van de bond van verpleegkundigen NU’91 voor een betere opvang na schokkende ervaringen. Uit een peiling die de vond recent onder 500 verpleegkundigen liet uitvoeren, bleek dat meer dan de helft de afgelopen vijf jaar een traumatische gebeurtenis had meegemaakt. Een groot percentage zelfs drie tot vijf keer. In maar liefst 22 procent van de gevallen werd daardoor serieus ander werk overwogen. Tijdens de vorige week gestarte CAO- onderhandelingen eiste NU’91 dan ook dat zorginstellingen, gelijk aan politie en brandweer, duidelijke protocollen voor nazorg ontwikkelen.

Ontregeld
„Dat is echt nodig”, zegt auteur Buijssen, in het dagelijks leven klinisch psycholoog en trainer sociale vaardigheden in Tilburg. „Een traumatische ervaring zet je leven compleet op zijn kop. Kenmerkend voor een psychotrauma is dat je totaal ontregeld bent. Het lichaam voert een hevige innerlijke strijd: enerzijds moet je voortdurend aan het gebeurde denken, anderzijds wil je dat helemaal niet. Een op de vijf verpleegkundigen lukt het niet binnen een maand de draad weer op te pakken en ontwikkelt op den duur zelfs een posttraumatische stresstoornis, een ernstig psychiatrisch ziektebeeld.”

Volgens de psycholoog, die al meer dan twintig boeken schreef over prangende ‘hoofdzaken’, wordt het overlijden van een kind het meest genoemd als traumatische ervaring. Dat bleek ook uit het onderzoek van NU’91, waarvoor Buijssen een groot aantal vragen formuleerde. „Ook het maken van een fatale fout, door de persoon zelf of een collega, wordt vaak in dit verband vermeld”, vertelt hij. „Daarnaast is zelfmoord van een patiënt een ingrijpende gebeurtenis. Dat heeft de langste nasleep en wordt met name veroorzaakt door schuldgevoelens.”

 

‘Ook hulpverleners raken van slag.” Brabants Dagblad, 24 september 2002

Door Marie-Catrien van Deijck

Hulpverleners van verstandelijk gehandicapten kunnen getraumatiseerd raken door indringende ervaringen met hun patiënten. Ze worden geconfronteerd met de dood van dierbare bewoners of met heftig geweld, waardoor ze zelf in levensbedreigende situaties belanden. Een Tilburgse psycholoog verzamelde een aantal verhalen van hen en schreef hierover het boek Van Slag.

,,Zijn vuist treft me onverwacht midden in mijn gezicht. Ik voel een felle pijn. De volgende slagen hameren op mij hoofd. In mijn achtjarige carrière op deze afdeling ben ik vaak geslagen. Deze klappen zijn anders. Ze kunnen doden. Met alle kracht die ik in mij heb, begin ik Robert van mij af te schoppen en druk tegelijk mijn persoonlijke alarm in. De slagen houden op. ‘Ik spring naar beneden’, gilt Robert. Hij loopt op het raam af. Ik onderdruk de reflex om hem tegen te houden en te beschermen. Ik moet hier weg, al stort hij zich vierkant van het balkon. Het is hij of ik.”

Dit is een fragment uit Van Slag, een onlangs verschenen boek over indringende ervaringen van hulpverleners in de zorg voor verstandelijk gehandicapten. Auteur van dit boek is Huub Buijssen, een Tilburgse psycholoog die gespecialiseerd is in traumaopvang. Als directeur van cursusbureau Buijssen Training en Educatie leert hij werknemers in gezondheidsinstellingen hoe ze elkaar na traumatische gebeurtenissen kunnen opvangen. Van Slag bevat aangrijpende verhalen van hulpverleners die, vaak door gebrek aan goede opvang, last krijgen van een depressie of posttraumatische stresstoornis.

Kwetsbaar en afhankelijk
Volgens Buijssen bestaan trauma’s al zolang als de verpleging bestaat, maar worden ze in de gezondheidszorg pas sinds enkele jaren erkend. ,,Er is altijd gedacht dat áls deze beroepen al trauma’s met zich meebrengen, de hulpverleners er maar tegen moeten kunnen of maar een ander beroep moeten kiezen. Nou kunnen zij ook tegen veel ellende en tegen leed waar jij en ik misschien van moeten overgeven, maar bij een traumatische ervaring gaat het juist om iets wat in hun beroep uitzonderlijk is.” Als voorbeelden noemt Buijssen het maken van een fout, met fatale gevolgen voor de patiënt, de dood van een bewoner van een afdeling of de confrontatie met geweld. ,,Verstandelijk gehandicapten kunnen soms heel sterk zijn en onverwacht uit de hoek komen. Je kunt af en toe een klap krijgen, maar als je echt in elkaar wordt geslagen, is dat heel moeilijk. Ook al weet je dat het kan gebeuren.”
Hulpverleners van verstandelijk gehandicapten lopen meer risico te maken te krijgen met een traumatische ervaring dan collega’s in andere sectoren van de gezondheidszorg. Dit heeft volgens de psycholoog te maken met de onvoorspelbaarheid van de betrokkenen, waardoor zelfs ervaren krachten vaak verrast worden. ,,Toch ken ik geen beroepsgroep waar de liefde voor het vak en de betrokkenheid zo groot zijn. De kwetsbaarheid en afhankelijkheid van de groep zorgt ervoor dat er een diepe band ontstaat tussen hulpverlener en patiënt. Dit maakt ook de dood van een bewoner extra moeilijk. Ook geweldsconfrontaties met verstandelijk gehandicapten zijn gecompliceerd: de hulpverlener moet zich verweren en tegelijk hulpverlener blijven. Hij kan een bewoner niet in elkaar slaan en daarmee zijn eigen zaken in veiligheid brengen. Hij komt zo in een spagaat.”

In goede handen
Om te voorkomen dat hulpverleners na heftige incidenten getraumatiseerd raken, is adequate opvang van belang. Buijssen is ervan overtuigd dat naaste collega’s daar de aangewezen personen voor zijn. ,,Zij zitten in dezelfde situatie en doen hetzelfde werk. Hen kan het ook overkomen. Daarom kunnen zij het beste bieden waar iemand dan het meeste behoefte aan heeft: echte betrokkenheid! Wat een collega nooit moet doen, is een veroordeling uitspreken. Wanneer iemand een verkeerde handeling deed bij een reanimatie, nooit zeggen: hoe kun je nu zo stom zijn dat je dat zo gedaan hebt. Te snel na het incident indringende gesprekken voeren is ook niet goed, bij personen die steun het hardste nodig hebben werkt het zelfs averechts. Weinig zeggen, weinig vragen. Alleen vragen: kan ik iets voor je doen? En altijd belangstelling blijven tonen, ook al gaat de opvang elders verder.” Daarnaast hebben leidinggevenden een cruciale rol. Zij moeten volgens de psycholoog niet alleen zorgen dat er opvang is, maar ook zelf blijk geven van betrokkenheid. ,,Belangstelling tonen is erkenning geven en dat is heel belangrijk. Veel mensen maken een fout door de opvang bij een professional neer te leggen. Stel je voor dat je iets heel ergs meemaakt en er een uur later een psycholoog op de stoep staat die is gestuurd door je werkgever. Dat werkt niet. Zijn komst maakt dat je denkt dat er iets goed fout met je zit, terwijl het hier om een volstrekt normale reactie gaat. Nog schadelijker is het dat mensen in je omgeving denken dat je nu in goede handen bent en zij zelf niets meer hoeven doen. Een psycholoog moet pas worden ingeschakeld wanneer het uit de hand loopt en je het zelf niet trekt. Dus op zijn vroegst na een paar maanden!”

In Van Slag geeft Buijssen adviezen over hoe de betrokkenen in een zorginstelling met traumatische ervaringen om kunnen gaan. Dankzij eerder verschenen boeken van zijn hand, over ervaringen van verpleegkundigen, maatschappelijk werkenden en hulpverleners in de psychiatrie, is twee jaar geleden in de CAO van zorginstellingen vastgelegd dat er verplicht structurele opvang moet plaatsvinden na een traumatisch incident.
Van Slag. Indringende ervaringsverhalen van hulpverleners in de zorg voor verstandelijk gehandicapten. wordt uitgegeven door Elsevier Gezondheidszorg, isbn 90 352 2474 4.prijs €9.50

Feiten
· In Nederland wonen ruim 100 duizend mensen met een verstandelijke handicap.
· Eenderde van hen leeft in een instelling en 17.500 verstandelijk gehandicapten wonen in gezinsvervangend tehuis.
· Binnen de verstandelijk gehandicaptenzorg zijn 100 duizend mensen werkzaam.

 

‘Ik geloof dat ik nooit meer een nachtdienst doe’ De Standaard, 10 september 1995

Huub Buijssen schrijft boek over traumatische ervaringen verpleegkundigen.
“Ik geloof dat ik nooit meer een nachtdienst doe”

Tilly Stuckens
“Ik kijk recht in het gezicht van meneer T. We kijken elkaar aan, maar hij ziet me niet. Hij hangt op de wc, (…) hij zit helemaal onder het bloed. Ik roep M. Lopend door de plassen bloed (…) voel ik een golf van paniek over me komen. Samen leggen we de man op de grond. M. legt hem in stabiele zijligging en knijpt het doorgeknipte uiteinde van de cateter dicht om verder bloedverlies te verkomen”. Een leerling- verpleegster beleefde dit drama tijdens een nachtdienst op een onderbezette afdeling. De patiënt sterft. Anderhalf jaar later leed de leerlinge nog aan de gevolgen van dit trauma. “Ik geloof dat ik nooit meer een nachtdienst doe”, schreef ze. “Ik heb veel te lang alleen doorgemodderd”.

Haar verhaal staat in het onlangs verschenen boek Traumatische ervaringen van verpleegkundigen. Als je beroep een nachtmerrie wordt van de Nederlandse psycholoog Huub Buijssen. Het boek kende snel een tweede en derde druk. De weerklank is groot, eerst alleen binnen de Nederlandse grenzen, nu ook erbuiten, de Engelse vertaling ligt klaar. Een boek waarop men zat te wachten? Wel wat vreemd: heeft nooit eerder iemand zich gebogen over hetgeen mensen in een verzorgend beroep zoal meemaken en of zo geholpen worden om de moeilijkste belevenissen te verwerken? Die vraag kwam bij Buijssen op nadat hij 1992 een wereldcongres over traumatische gebeurtenissen had bijgewoond: “Daar werden vierhonderd voordrachten gehouden”, zegt hij, “maar geen enkele was gewijd aan ingrijpende gebeurtenissen in het beroepsleven van verpleegkundigen. Men sprak over brandweerlieden, politie, treinmachinisten, reddingswerkers, soldaten. Terecht, natuurlijk, maar waar bleven de verpleegkundigen?” Met het oog op een boek begon hij getuigenissen te verzamelen. Heel wat mensen vertelden hem hun belevenissen en hoe ze eronder geleden hadden, maar slechts enkelen gaven de toestemming om hun verhaal te publiceren. “Sommige verpleegkundigen waren bang voor problemen met hun werkgever. Praten over schokkende gebeurtenissen wordt door de leiding van instellingen vaak gezien als de vuile was buitenhangen. Maar dat was niet de enige rem. Veel verpleegkundigen wilden niet met hun getuigenis in het boek omdat ze zich schaamden over hetgeen hen was overkomen.” Om die reden, zo bleek vaak, hadden ze nooit eerder willen bekennen hoe ellendig ze zich over het gebeurde hadden gevoeld. Want dat zou als een teken van zwakheid beschouwd worden, wat je je in dit beroep niet kunt veroorloven. Je hebt nu eenmaal gekozen voor een job die een herhaalde en vaak dramatische confrontatie met menselijk lijden en sterven inhoudt. Je moet dus ook tegen het ergste kunnen. Die opvatting leeft, volgens Buijssen, nog sterk in heel wat ziekenhuizen en andere verzorginginstellingen: “Wie emoties toont als er iets ergs gebeurt, wordt al gauw voor een zacht eitje versleten. Dat is toch een foute mentaliteit. Waarom zou je moeten verbergen dat je kwetsbaar bent? Het zou normaal moeten zijn dat je bij een traumatische gebeurtenis steun van collega’s en oversten zou krijgen. En, als het nodig is, professionele opvang. Maar uit de getuigenissen die ik kreeg, blijkt dat men vaak nauwelijks op wat medeleven kon rekenen.” Dat laatste overkwam de reeds geciteerde leerling-verpleegster. Ze was zwaar ontgoocheld over het onbegrip dat ze na de zelfmoord van haar patiënt ondervoed. De dienstdoende chirurg vroeg hoe zij zoiets hadden kunnen laten gebeuren en mompelde: “Dat noemt zich dan verpleegkundige!” De dienstoverste gaf haar een uitbrander, zonder de ware toedracht van het gebeurde te kennen. Een teamleider vroeg haar cynisch of er die nacht nog iets bijzonders was gebeurd. De volgende dagen kreeg ze van collega’s allicht goedbedoelde maar toch onverschillig klinkende opmerkingen zoals “het leven gaat gewoon door”.

Ongewenst
In het boek komen ook verpleegkundigen aan het woord die ernstig ontredderd geraakten nadat in hun afdeling op korte tijd verscheidene patiënten zich van het leven hadden beroofd. Andere verpleegkundigen werden aangevallen, soms verwond door een gewelddadige patiënt. Nog iets wat hen nachtmerries bezorgt is de herinnering aan een echte of vermeende beroepsfout die zijzelf of de arts met wie ze samenwerken, begingen. Ook de dood van een kind of een patiënt die men lang verzorgd heeft, kan diepe wonden slaan.

Verscheidene getuigenissen gaan over ongewenste intimiteiten. Uit een Engels onderzoek blijkt dat die vrij veel voorkomen in ziekenhuizen en verzorgingsinstellingen en dat de verplegers vooral patiënten zijn, soms ook artsen, oversten, collega’s. Ook in brieven die Buijssen na de publicatie van zijn boek ontving, komen beschrijvingen van ongewenste intimiteiten voor, gaande van seksuele insinuaties en aanrakingen tot brutale verkrachtingspogingen. “Dat soort dingen overkomt ook andere vrouwen”, zegt Buijssen, “maar verpleegkundigen en verzorgenden behoren wel tot de beroepsgroepen die er makkelijk mee temaken krijgen. De verzorging van patiënten is nu eenmaal een intieme aangelegenheid die door sommigen misbruikt wordt.”

Een weerkerende klacht in het boek is dat men, na welke traumatische ervaring ook, meestal in de kou bleef staan. Een nachtverpleegster die aangerand werd in de kelder van het ziekenhuis (waar ze geregeld een emmer onder een lekkende kraan moest leegmaken) mocht daar van de directie geen ruchtbaarheid aan geven. Angst voor negatieve publiciteit woog bij de directie zwaarder dan de veiligheid van het personeel. Buijssen pleit voor een verandering van die mentaliteit bij leidinggevenden en artsen, maar ook bij de betrokkenen zelf. Laatstgenoemden moeten begrijpen wat hen overkomt. Daarom legt Buijssen uit hoe het lichaam op een traumatiserende ervaring reageert (met slapeloosheid, nachtmerries, duizeligheid…), welke gevoelens normaal zijn na zo’n ervaring (angst, boosheid, eenzaamheid) en hoe je ze kunt verwerken. Essentieel is ook, zegt hij dat je als getroffene binnen 24 uur opgevangen wordt en je verhaal kunt doen: “Onmiddellijk na een ingrijpende gebeurtenis word je heen en weer geslingerd tussen twee aan elkaar tegengestelde krachten. De ene kracht bestookt je met steeds maar terugkerende beelden van het geen is gebeurd. De andere kracht doet verwoede pogingen deze beelden te verstoppen. Wanneer geen opvang plaatsvindt, bestaat het risico dat de laatste kracht, de verdringing dus, wint. Voor een goede verwerking zijn echter de beelden en het verhaal van de gebeurtenis nodig. Nog een reden voor opvang is dat je op die manier ervaart dat je oversten en collega’s achter je staan en je willen helpen. Belangrijk, ten slotte, is dat je door het reconstrueren van het geen je hebt doorstaan, opnieuw wat greep krijgt op je bestaan en de chaos kunt vervangen door weer wat structuur en orde.”

In sommige gevallen kan professionele hulp nodig zijn: als je je na een maand nog steeds verdoofd en leeg voelt, of maar nachtmerries over de gebeurtenis blijft hebben, of buitengewoon prikkelbaar blijft…
“Er moet, hoe dan ook, in opvang worden voorzien. Dat is geen luxe, integendeel. Het zou minder kosten dan het ziekteverlof dat nu genomen wordt door mensen die er na een schokkende gebeurtenis onderdoor gingen. Er zijn er ook die het beroep verlaten. Vaak zijn dat waardevolle beroepskrachten. Wat een verlies is dat.”
Op de vraag of de door hem onthulde problematiek ook niet bij artsen voorkomt, antwoordt Buijssen bevestigend: “Ik ga ook daar een boek over schrijven. Het zal niet gemakkelijk zijn. Artsen hebben veel meer nog dan verpleegkundigen het gevoel dat ze zich onkwetsbaar moeten voordoen.”

——————————————————————————–

Huub Buijssen, Traumatische ervaringen van verpleegkundigen, Uitgeverij De Tijdstroom, Utrecht
in Vlaanderen te verkrijgen bij Verdi, 015-29.01.21, prijs 490 frank (verzendingskosten niet in begrepen)
Buijssen schreef ook een brochure “De klap te boven” over zelfhulp en opvang bij traumatische gebeurtenissen in verpleeg- en verzorgingssituaties.

‘Het trauma, een normale reactie op een abnormale gebeurtenis.’ Haagse Courant, 4 januari 2000

Traumaverwerking krijgt steeds meer aandacht in de zorg
Het trauma, een normale reactie op een abnormale gebeurtenis
door Hans Geluk

Het kan iedereen in de zorg overkomen: je krijgt te maken met een agressieve patiënt, de zelfdoding van een patiënt of de dood van een kind. Zulke ervaringen kunnen je aangrijpen, je bent er dag en nacht mee bezig. Anders gezegd: je hebt een psychotrauma. Belangrijk is dat dergelijke schokkende gebeurtenissen verwerkt worden. Als dat niet gebeurt, bestaat de kans dat er psychische en/of lichamelijke klachten optreden en dat je, in het ergste geval, moet stoppen met werken.

Ze had het klepje van de couveuse open laten staan. Het afdelingshoofd was haar woedend komen halen en had haar met de neus op de feiten geduwd: het baby’tje had uit de couveuse kunnen vallen. Deze gedachte kreeg ze niet meer uit haar hoofd. Het werd zelfs zo erg, dat ze overwoog te stoppen met haar werk als verpleegkundige. Dit is slechts één van de vele praktijkvoorbeelden, geschetst door klinisch psycholoog Huub Buijssen. Vijf jaar geleden publiceerde hij het boek Traumatische ervaringen van verpleegkundigen, het eerste ter wereld over trauma’s in de zorg. Voor die tijd was dit onderwerp eigenlijk nauwelijks bespreekbaar. Terwijl opvangteams voor traumaverwerking in sectoren als politie en brandweer allang ingeburgerd waren, bleef in de zorg de gedachte heersen dat trauma’s bij zorgpersoneel eigenlijk niet zo vaak voorkwamen. Buijssen: “Trauma’s werden door organisaties als uitzonderlijk gezien. Daar kwam bij dat degenen die een trauma hadden opgelopen, zich daar vaak voor schaamden of een schuldgevoel hadden en er dus niet over spraken.”

Buijssens boek en een onderzoek van Nu’91, de vakbond voor verpleegkundigen, zorgden ervoor dat traumaverwerking in de zorg op de politieke agenda kwam. Uit het onderzoek onder vijfhonderd zorgverleners bleek, dat meer dan de helft tobde met een traumatische ervaring. Er werden vragen over gesteld in de Tweede Kamer, waarna stappen werden genomen om traumaverwerking in de CAO voor de zorg op te nemen.

Opvangteams
Veel zorginstellingen zetten zich momenteel actief in om personeel te helpen met het verwerken van een schokkende gebeurtenis. Er worden opvangteams geformeerd en leidinggevenden krijgen cursussen. Zo ook in het Haagse Bronovo Ziekenhuis. De Tilburgse psycholoog Huub Buijssen gaf daar voorlichting over trauma’s aan de medewerkers. Erik Veltman van de afdeling P&O: “Huub Buijssen heeft hier op een voorlichtingsdag voor alle medewerkers verteld wat een trauma is en hoe je ermee kunt omgaan. Na deze dag merkten we al dat het onderwerp bij veel mensen leeft. Er kwamen veel reacties op. De behoefte aan een opvangteam is relatief groot bij mensen van de praktijkopleiding. Dat zijn mensen van 16, 17 jaar die net van de middelbare school afkomen en hier opeens geconfronteerd worden met sterfgevallen of agressie. Dan is het goed als ze er met mensen over kunnen praten die daar voor getraind zijn.”

Normale reactie
Die trainingen geeft Huub Buijssen. Hij vertelt: “Ik leer de mensen van een opvangteam onder andere hoe je een gesprek opent, hoe je een psychotrauma signaleert, welke vragen je moet stellen en welke juist niet en hoe je informatie samenvat. Vooral dat laatste is belangrijk. Het leven van iemand die een trauma heeft, staat volledig op zijn kop. Je moet dus orde scheppen in de chaos en dat doe je door de betrokkene te helpen alles op een rijtje te zetten.”

De Tilburgse psycholoog benadrukt dat het oplopen van een trauma daarmee niet voorkomen kan worden. “Een trauma is een normale reactie op een abnormale gebeurtenis. Ik vergelijk een trauma wel eens met verliefdheid: de hele wereld staat op z’n kop en het is één grote chaos. Je leven is ontregeld, je bent in de war en je denkt er constant aan. Vooral de eerste dagen zijn heel heftig. Het is belangrijk dat mensen weten dat ze een natuurlijk proces doormaken en dat hun reactie normaal is. Dan zullen ze eerder aankloppen voor hulp.”

Het trauma verwerken is heel belangrijk. Gebeurt dat niet, dan kunnen er lichamelijke klachten als hoofdpijn en rugpijn ontstaan. Daarnaast kan een onverwerkt trauma leiden tot slapeloosheid, concentratieverlies, en prikkelbaarheid. Uiteindelijk kun je al het plezier in je werk verliezen.

 

‘Risico van vaktrauma is hoog in de verpleging’ Het Laatste Nieuws 22 maart 1995

door Loes Smit

Psycholoog Huub Buijssen geeft dat wat aarzelend toe. Als je maar niet de sterksten in het vak verwart met de besten, waarschuwt hij, want de besten vind je juist vaak aan de zwakke kant.

Als het om risico’s in het vak gaat, scoort verpleegkunde hoog. Aan geweld, bedreiging en diefstal staan entertainers het meest bloot, maar laat je de diefstallen weg, dan volgen meteen de verpleegkundigen. Voor hen – of ze nu in een ‘gewoon’ of psychiatrisch ziekenhuis, of een verzorg- of verpleeghuis werken maakt niet veel uit – komt daar nog bij dat patiënten onder hun handen sterven of zichzelf ombrengen.

Voorbeeld: in de 30 jaar dat ze in het vak zit, heeft een vrouw alleen al op haar eigen afdeling 249 zelfmoorden meegemaakt. Om gek van te worden. Zo ver komt het meestal niet, maar wel kan er een ernstig trauma uit voortkomen.

Buijssen heeft daar een boekje over geschreven, ‘Traumatische ervaringen van verpleegkundigen’, met de ondertitel ‘Als je beroep een nachtmerrie wordt’.

Dat laatste was de aanleiding het boekje te schrijven. In de jaren dat Buijssen als psychogerontoloog bij een kruisvereniging werkte, wist hij al dat verpleegkundigen zùlke ingrijpende voorvallen meemaken dat die hun leven ernstig kunnen beïnvloeden. In het zuiden van het land ging het zo en ook in de Rümkestichting in Den Dolder, zijn huidige werkplek, kan het niet anders zijn.

Wat veel voorkomt is dat de verpleegkundige het probleem inslikt en dus niet verwerkt, zeker als hij (maar meestal gaat het om een zij) er op het werk niet over kan praten. Het boekje gaat over het herkennen van een trauma en wat je eraan kan doen en bevat een aantal verhalen uit de praktijk.

Dooddoeners
Stel dat de zuster haar patiënt een injectie moet geven, die later de laatste blijkt te zijn geweest, want de patiënt overlijdt. Of een psychiatrisch verpleegde vliegt zijn verzorgster naar de keel. Je zou verwachten dat er in de instellingen begrip is voor het – onterechte – schuldgevoel of de angst voor herhaling. Niets van dat alles, in de regel zeker niet bij de afdelingshoofden en directies. Maar ook het thuisfront laat het afweten. Met dooddoeners als ‘het leven gaat door’ of ‘je moet je er overheen zetten’ is niemand geholpen.

Sinds hij een paar jaar geleden een brochure over hetzelfde onderwerp voor de politie schreef, maken tal van korpsen er gebruik van. Twaalf pagina’s over oorzaak en gevolg van een trauma (in de verpleging en dus ook in Buijssens boekje, wordt overigens over psychotrauma gesproken, omdat een trauma daar al staat voor alle lichamelijke verwondingen), waarvan binnen de kortste keren duizenden exemplaren werden besteld. Alleen al na de Bijlmerramp, op 4 oktober 1992, werden er 1 500 stuks aangevraagd.

Misschien had Buijssen niet aan een brochure gedacht, als hij niet naar een congres over trauma’s was gegaan. “Daar waren wel 400 workshops en lezingen over alle mogelijke trauma’s. Over gijzeling, aanranding, verkrachting, overvallen, berovingen, noem maar op, want er zijn er ontzettend veel. Maar tot mijn verbazing werd met geen woord over de verpleging gerept. Ik denk dat dat komt, doordat men redeneert: als je in de verpleging gaat, weet je wat er kan gebeuren, dat hoort nou eenmaal bij het vak.”

Zijn verbazing resulteerde in een artikel in het vakblad Verpleegkunde. Daaruit kwam uiteindelijk het boekje voort. Binnenkort komt er een brochure uit met de beknopte inhoud van het boek, waarop hij tientallen reacties van verpleegkundigen heeft gekregen die de ernst van de zaak nog benadrukken.

Zoals het verhaal van de verpleegster in een psychiatrisch ziekenhuis, waar een rechter op bezoek was om een inbewaringstelling voor patiënt X te regelen. “Ik zit op kantoor als X aanklopt en vraagt zijn ouders te mogen bellen. Terwijl ik opsta om dat in orde te maken, staat er weer iemand voor de deur. Ik wil die openmaken, maar X is me voor en houdt de deur dicht. Ik vraag hem driemaal weg te gaan en in de huiskamer verder te praten, want ik voel dat het zo niet goed gaat. Voordat ik naar hem toe ga, vraag ik een collega de zaak in de gaten te houden. X komt naar me toe. Hij is een grote man van wel 120 kilo. Hij heeft een starre blik in zijn ogen en lijkt onbereikbaar.”

“Op mijn verzoek te gaan zitten loopt hij naar een stoel, maar draait zich plotseling om, steekt zijn handen naar mijn keel uit, geeft me een paar harde dreunen op mijn hoofd en rukt aan mijn trui. Ik schiet uit mijn trui, val op de grond, maar gelukkig komen er dan anderen aan die X naar de separeer slepen.”

Het afdelingshoofd raadt haar aan aangifte bij de politie te doen en tenminste overplaatsing van X te vragen, omdat de man al eerder collega’s de keel blijkt te hebben dichtgeknepen, waarbij zelfs de nekspier van een slachtoffer is gescheurd. De rechter is overigens al die tijd in huis.

Buijssen vindt dit een typerend geval: “Iedereen maakt zich druk om de patiënt, maar om de zuster bekommeren ze zich niet. Alleen de politie vroeg: hebben jullie geen traumateam? Die zijn gewend aan opvang, maar zoiets kennen wij in de verpleging niet.”

Schiet de opleiding tekort? Aankomend verpleegkundigen zouden toch op dergelijke risico’s voorbereid moeten worden.

Buijssen: “Ik weet niet of je op alles kunt worden voorbereid. Nummer 1 op de top-100 van ingrijpende gebeurtenissen in een gewoon mensenleven is het overlijden van je partner. Iedereen weet tevoren dat dat ooit zal gebeuren, maar op zo’n moment heb je het er toch hartstikke moeilijk mee. In een psychiatrisch ziekenhuis kun je voor situaties komen te staan, dat een patiënt ineens met een groot keukenmes voor je staat of je met een elektrisch snoer probeert te wurgen. Of hij sluit je in je kamertje op en komt met een stuk hout op je af. Die dingen gebeuren. Daar kun je je moeilijk op voorbereiden.”

Een verpleegkundige die zo doodsnood heeft moeten doorstaan, zal haar verhaal kwijt willen. Het ligt niet alleen aan haar werkplek dat ze dat niet (voldoende) kan, maar evenzeer aan thuis. “Wij hebben niet goed geleerd om met verdriet en teleurstellingen om te gaan. Eigenlijk zou iedereen opnieuw moeten worden geprogrammeerd om niet altijd met dezelfde dooddoeners aan te komen”, zegt Buijssen. “Tachtig procent van dat soort opmerkingen blijkt niets te helpen.”

Volgens hem zit de top-10 van dooddoeners ongeveer zo in elkaar: 1. Ik weet hoe je je voelt. 2. Probeer je er overheen te zetten. 3. Het gaat wel over, de tijd heelt alle wonden. 4. Het leven gaat door. 5. Het had nog veel erger kunnen zijn. 6. Ga er eens lekker tussenuit. 7. Je moet er niet steeds over praten of denken. 8. Iedereen maakt wel eens een moeilijke tijd door. 9. Dat hoort nou eenmaal bij het vak. 10. Geloof me, alles komt goed.’

Het ergste is, zegt Buijssen, die in zijn boek tips geeft hoe het wèl moet, dat de omgeving om de hete brij heendraait, terwijl je het best door kunt vragen. Waar je zou willen stoppen, moet je juist doorpraten. Doe je dat niet, dan kruipt het slachtoffer uiteindelijk in z’n schulp, omdat toch niemand het begrijpt. En dan krijg je een trauma. “Het ergste is, dat je van het ene op het andere moment buiten de gewone wereld wordt geplaatst. Wegstoppen helpt niet. Als je zo’n gebeurtenis niet verwerkt, blijft die je leven beheersen, het blijft altijd op de achtergrond.”

Bang
Niet te schatten is, hoeveel verpleegkundigen met een trauma rondlopen. Er zijn er nogal wat die afhaken, ontslag nemen, zich in hun gezin terugtrekken en later ander werk zoeken. Ze lijken ook bang voor hun directies. Bang om voor niet goed in je vak aangezien te worden, bang voor ontslag, omdat zij de instelling een slechte naam zouden bezorgen.

Zijn de directies dan niet de oorzaak dat het zo ver is gekomen? “Uiteindelijk wel, maar vaak is het onwetendheid. Zo van: bij ons gebeurt dat niet.”

Misschien zal er nu iets veranderen, nu per 1 oktober de Arbowet met drie bepalingen is uitgebreid. Daarin staat, dat er in de instellingen iets tegen seksuele intimidatie, agressie en geweld moet gebeuren en dat er aandacht dient te worden besteed aan voorlichting en onderricht. Het is nog erg vrijblijvend. De nieuwe regels worden nergens omschreven en dus mag iedere instelling er naar eigen goeddunken mee handelen.

——————————————————————————–

Traumatische ervaringen van verpleegkundigen – Als je beroep een nachtmerrie wordt,
door Huub Buijssen. Uitg. De Tijdstroom, Utrecht, fl. 24,50.

 

‘Leerling-verpleegkundige in WAO na reeks traumatische ervaringen.’ Drentsche Courant, 15 juli 1999

Leerling-verpleegkundige in WAO na reeks traumatische ervaringen:
Ik ben slecht opgevangen door het ziekenhuis

Van onze verslaggeefster Daniëlle Molenaar

Beilen – De 25 jarige Lara Jansen uit Beilen is absoluut niet de enige (leerling-) verpleegkundige die in de problemen komt door een traumatische ervaring tijdens het werk. „Ik besef terdege dat bepaalde gebeurtenissen bij het werk van een verpleegkundige horen. Het is niet te voorkomen dat je met sterfgevallen of vervelende patiënten te maken krijgt”, zegt Lara Jansen. „Ik vind alleen dat verpleegkundigen tijdens de opleiding slecht worden voorbereid op dit soort aangrijpende momenten. Ook is er in veel ziekenhuizen nauwelijks tijd of aandacht voor de opvang van verpleegkundigen die een traumatische ervaring hebben gehad.” Lara Jansen ondervond dit gedurende haar vierjarige opleiding in een groot Drents ziekenhuis aan den lijve. Ruim drie jaar na dato heeft ze nog steeds moeite om er over te praten.

Boek
„Slechts weinig mensen in m’n omgeving weten wat me is overkomen. Daarom wil ik niet met mijn echte naam in de krant. Ik vertel m’n verhaal in de hoop anderen ermee te kunnen helpen. Om die reden heb ik ook meegewerkt aan het boek.” De verschillende ervaringen van Lara staan in het boek in twee verhalen verwerkt. Naast de Drentse vertellen ruim twintig verpleegkundigen over de meest uitlopende schokkende gebeurtenissen die ze hebben meegemaakt tijdens hun werk in het ziekenhuis.

Seksueel
Het verhaal van Lara speelt zich af in een groot ziekenhuis in Drenthe. De leerling-verpleegkundige beschrijft hoe ze, ongeveer twee jaar na de start van haar opleiding, in korte tijd door verschillende patiënten seksueel wordt lastig gevallen. Lara: „Het eerste voorval speelt zich af in de badkamer als ik een mannelijke patiënt help uitkleden voor het douchen. Hij zit op de douchestoel en ik zit op de hurken als hij een erectie krijgt. Ik schrik, maar ga gewoon door met mijn werk. Dan zegt ie: ‘Die is voor jou hoor.’ Ik doe alsof ik niets heb gehoord. Hij reageert daarop door mijn gezicht naar voren te duwen. Ik ruk mezelf los en val achterover op de grond.” De leerling-verpleegkundige trekt vervolgens aan de noodbel, maar daarop reageert alleen haar eigen pieper. „Omdat ik om medische redenen de patiënt niet alleen achter mag laten, doe ik de deur open en vraag ik de eerste beste verpleegkundige die ik zie om even op te letten. Ik ga weg en kom niet meer terug..” Lara krijgt hiervoor een fikse reprimande van het afdelingshoofd. „Niemand heeft me gevraagd waarom ik zomaar ben weggelopen. Daar durfde ik er niets over te zeggen.”

Reacties
Korte tijd later heeft Jansen nog twee soortgelijke ervaringen. De druppel die uiteindelijk de emmer doet overlopen, zijn vervelende reacties van collega’s na een reanimatie. „Ik liep al op m’n tenen en kon weinig meer hebben. Niemand wist wat me was overkomen. Als ik erop terugkijk vind ik dat nog het ergste, dat ik er nooit met iemand van het ziekenhuis over heb kunnen praten.” Lara hoopt ooit haar opleiding nog te kunnen afmaken. „Ik doe nu ander werk. Maar mijn hart ligt bij het beroep van verpleegkundige, ik ben er echter nog niet aan toe om de opleiding weer op te pakken.”

,Opvang personeel beter geregeld’
ASSEN- Uit een onderzoek van de vakbond NU’91 onder vijfhonderd verpleegkundigen blijkt dat meer dan de helft in de afgelopen vijf jaar een schokkende ervaring heeft gehad. Sterfgevallen, met name die van kinderen, ervaren de ondervraagden als het meest aangrijpend. Ook het foutief handelen van een arts en mislukt reanimatie hebben een grote impact op verpleegkundigen. Uit het onderzoek blijkt verder dat tweederde van de verpleegkundigen na een traumatische ervaring opgevangen is door collega’s Slechts 15,4 procent van de ondervraagden geeft aan dat er in zijn of haar ziekenhuis een opvangprotocol is. Nu’91 en de andere vakbonden in de zorg hebben begin deze maand met de werkgevers in de ziekenhuizen een principeakkoord bereikt over een nieuwe CAO. Afgesproken is onder meer dat er in de CAO een tekst wordt opgenomen over de opvang van personeel na een traumatische gebeurtenis. De werkgevers hebben toegezegd dat in het ziekenhuis wezen de opvang beter wordt geregeld. In de instellingen zal in de toekomst een soortgelijk opvangprotocol als bij de politie, brandweer en de Nederlandse Spoorwegen, worden gehanteerd.

Het boek
Geschokt: Indringende ervaringsverhalen van verpleegkundigen, van Huub Buijssen 
is verkrijgbaar bij uitgeverij Elsevier/De Tijdstroom, Maarsen.

‘Opvang na trauma moet niet doorslaan’ Bijzijn, november 2005

Bijzijn, (Tijdschrift voor verpleegkundigen en verzorgenden)
jaargang 0, nummer 0, november 2005,

Vraag & Antwoord

‘Opvang na trauma moet niet doorslaan’

door Paulien Spieker

Huub Buijssen is psycholoog en schreef boeken over depressie bij ouderen, palliatieve zorg, mantelzorg en traumatische ervaringen in de zorg. Over dat laatste onderwerp verschenen maar liefst acht boeken van zijn hand.

Vanwaar die fascinatie voor verpleegkundigen die traumatische ervaringen in de zorg dingen meemaken?
“Eigenlijk is dat bij toeval ontstaan. Ik werkte bij de kruisvereniging in Breda, toen ik werd gevraagd om parttime voor de politie op te treden als psycholoog die agenten met een traumatische ervaring moest opvangen. Toen ik dat een paar jaar had gedaan was er in Amsterdam een wereldcongres over Post Traumatische Stress Stoornissen (PTSS). Voor allerlei beroepen die een verhoogd risico lopen te maken krijgen met traumatische ervaringen was er aandacht Behalve voor …verpleegkundigen.
Ik had een schoonzus die verpleegkundige was en die uit het vak was gestapt na een nare ervaring met morfine. Ik heb toen voor Verpleegkunde Nieuws een artikel geschreven over schokkende ervaringen met daarbij wat tips. Op dat artikel kreeg ik heel veel reacties, zelfs jaren later nog. Zo is het balletje gaan rollen.”

Is er inmiddels veel verbeterd in de opvang van mensen die een traumatische ervaring hebben meegemaakt?
“Ja. Hoewel het fenomeen PTSS nog niet zolang ‘bestaat’. Toen de oorlogsveteranen uit Vietnam terugkwamen, kwam er voor het eerst aandacht voor. In de verpleging werd het pas midden jaren negentig een onderwerp. Nu hebben de meeste ziekenhuizen de traumaopvang geregeld. In de zorg voor verstandelijk gehandicaptenzorg en de GGZ is naar schatting een kwart nog niet zo ver. Maar mijn zorg is nu dat het doorslaat naar het aanbieden van te veel zorg.”

Hoezo?
“Opvang na traumatische gebeurtenissen is net als rouw tijdgebonden. Begin jaren zestig werd Jacqueline Kennedy de heldin van het volk omdat ze zo flink was; ze had tijdens de begrafenis van haar man niet gehuild. In die tijd moest je je groot houden. Toen prinses Diana stierf was dat heel anders. Queen Elisabeth werd zelfs gekapitteld omdat ze te weinig medeleven toonde. Dat zie je ook in de zorg. Nu moet je het er veel over hebben. Terwijl niet iedereen daar behoefte aan heeft en – nog belangrijker – het is niet voor iedereen goed.”

Wat is de beste manier om gekwetste collega’s op te vangen?
“Er ergens tussenin gaan zitten. Niets voorschrijven, maar aan de mensen zelf vragen waar zij behoefte aan hebben. Er zijn. Betrokkenheid tonen en je eigen behoefte daarbij even opzij zetten. En niks forceren. “

Hoe komt het dat de één niet ziek wordt en een ander wel een PTSS ontwikkelt?
“Mensen verschillen. Het hangt af van de ernst van het trauma en de mate van blootstelling. Maar vooral ook van de mate van kwetsbaarheid van het individu. Een kwart van de mensen is extra kwetsbaar. Deze mensen hebben meer risico op een PTSS.”

Jij bent psycholoog maar vindt dat mensen na een traumatische ervaring niet meteen door een professionele hulpverlener moeten worden opgevangen. Hoe zit dat?
“Als je er eenmaal in verdiept, merk je dat mensen het niet zo prettig vinden als er meteen een vreemde hulpverlener op hen wordt afgestuurd. Ga jezelf maar na. Als er iets naars gebeurt ga je het liefste naar een goede vriend of vriendin, iemand van je familie, of een naaste collega.”

Ja, maar professionals hebben er voor doorgeleerd.
“Uit onderzoek blijkt ook dat mensen die worden opgevangen worden door professionals slechter af zijn dan zij die worden opgevangen door hun naasten. De professionele hulpverlener moet op de achtergrond blijven. Pas als iemand vastloopt, kan een professional worden ingeschakeld.”

Huub Buijssen werkt mee aan de nieuwe rubriek ‘Dilemma’s’, waarin hij als één van de deskundigen tips en adviezen geeft aan verpleegkundigen of verzorgenden die op hun werk geconfronteerd worden met lastige kwesties of dilemma’s.

‘Schuld en schaamte’ Medisch Contact, 10 oktober 2003

Medisch Contact, 10 oktober 2003

Bij traumatische ervaringen zijn emoties onder artsen nog steeds taboe
Evert Pronk

In de geneeskunde loop je een aanzienlijk risico om een traumatische ervaring te ondervinden. Het tonen van emoties is onder artsen echter nog steeds taboe, zegt psycholoog Huub Buijssen. ‘Artsen moeten weten dat het niet vreemd is om na een traumatische ervaring door een diep dal te gaan.’

Voor volledige artikel ga naar https://medischcontact.artsennet.nl/blad/Tijdschriftartikel/Schuld-en-schaamte.htm(Medisch Contact, archief, nummer 10 10 2003).